De Hollandscheschool en Attenooie zijn de oprichters van het Kunstschildergilde.
Het gilde heeft tot doel om talentvolle kinderen uit alle lagen van de bevolking te enthousiasmeren, stimuleren en te laten excelleren in de schilderkunst. We willen ze opvoeden tot meester-schilder volgens de eeuwenoude structuur van een gilde waar de pupil in de leer gaat bij een gildemeester. Ze beginnen als leerling, worden bij goedkeurig gezel en bereiken na de meesterproef de status meester-schilder.

Creëren is leren

Wij hebben de stellige overtuiging dat kinderen zich beter kunnen ontwikkelen als ze actief in aanraking komen met de schone kunsten. Door zich serieus toe te leggen op de schilderkunst overwinnen ze angsten, leren ze omgaan met teleurstellingen, krijgen ze zelfinzicht en zelfvertrouwen en ontvangen ze waardering. We laten ze kennismaken met staaltjes van durf, lef en doorzettingsvermogen uit het verleden. Zoals Rembrandt, Hals en van Gogh. Echte durfvallen die tekenden en schilderden zoals nog nooit iemand had gedaan. Zij geloofden in zichzelf en waren overtuigd van hun eigen talent, kracht en gelijk. Eigenwijs dus. En dat mag, nee dat moet zelfs, in de kunst. Talent is mooi maar wanneer het niet het lef heeft om naar buiten te komen zal het nooit kunnen schitteren en andere mensen kunnen beroeren.

De leerschool

Onze leermeesters zijn kunstenaars die reeds de lange weg van leerling naar het meesterschap hebben afgelegd. De kinderen maken samen met hen een reis door de kunstgeschiedenis en leren aan de hand van verhalen en werken over het artistieke leven van iconische meesters van eigen, rijke, bodem. De jonge jaren van Rembrandt en Jan Lievens, van Vermeer, Hals, Bosch, Breugel, Ruysdeal, van Gogh, Mondriaan etc. We behandelen de verschillende thema’s die de meesters hebben gekozen zoals portret, landschap, zeegezichten, dagelijkse taferelen, arbeid op het land, licht etc. Alle onderwerpen die van belang zijn, zullen worden bestudeerd zodat er voor de leerling letterlijk een wereld opengaat die de creatieve geest tot elke synaps prikkelt.

Ondanks dat het Kunstschildergilde divers en inclusief is, is het niet voor iedereen weggelegd. Alleen de meest getalenteerde en geëngageerde jongeren kunnen toetreden. Na een competitie op lagere en middelbare scholen, kiest een deskundige jury de grootste talenten. Zij zullen hierna begeleid worden door de beste leermeesters die de schilderkunst op dit moment te bieden heeft. De bijeenkomsten en het onderwijs zal soms op een locatie zijn, en een andere keer online via exclusieve toegang tot de website van het gilde.

Investeer in de toekomst

Behalve de begeleiding van de leermeesters, zullen sponsoren en mecenaten zich ontfermen over de kinderen, zodat hun droom werkelijkheid wordt. Zij dragen bijvoorbeeld bij aan de kosten voor de materialen en de jaarlijkse studiereis van het Kunstschildergilde. Wij doen hiermee gelijk een beroep op ons netwerk en vragen jou, of iemand die je kent, om als sponsor of mecenas deel te nemen aan dit bijzondere project.

PORTRET VAN GIOVANNI ARNOLFINI EN ZIJN VROUW

Wie Jan van Eyck 1390-1441

Wanneer 1434

Waar Brugge

Wat Dubbelportret van Giovanni Arnolfini en zijn zwangere vrouw. Olieverf op paneel

Origineel The National Gallery London

Jan van Eyck is een van de eersten die met olieverf schildert en hij beheerst het als geen ander. Het stelt hem in staat om zeer realistisch te schilderen. Dit vroege werk hoort toch wel bij de beroemdste schilderijen ter wereld. Centraal staan een rijkgeklede man en vrouw in een luxe kamer. Het lijkt alsof Jan van Eyck de kamer precies zo schildert als hij er uitziet. Maar als je beter kijkt, zie je dat het een samengesteld beeld is van symbolisch geplaatste voorwerpen. Er gaan ontelbaar veel verhalen rond en evenzoveel interpretaties over dit mysterieuze schilderij.

Dat het echtpaar rijk is zie je aan alles in de comfortabele kamer in het 15e-eeuwse herenhuis. Het grote bed dat destijds een onbetaalbaar meubelstuk was, het dure fruit in de vensterbank, de luxueuze kroonluchter, de dure spiegel en vooral de kleding. Hij draagt een extreem dure mantel van paars fluweel en de witte voering van haar jurk is gemaakt van witte eekhoornbuikjes. Om zo’n jurk te maken heb je een paar duizend van die diertjes nodig. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er aan het eind van deze eeuw nauwelijks nog wilde dieren te vinden zijn.

Dat dit portret rijkdom laat zien heeft meerdere verklaringen. Zo kan het een huwelijksafbeelding zijn waar je als toeschouwer bij uitgenodigd wordt. De spiegel op de achtergrond laat het echtpaar van de rug zien, maar ook twee figuren. Dit zouden de getuigen kunnen zijn waarvan er eentje de schilder zelf is. Dit wordt onderbouwt door de tekst met handtekening en datum die zo prominent op de muur staat.  ‘Jan Van Eyck was hier’.

Maar aannemelijker is een ander, minder vrolijk verhaal. Duidelijk is te zien dat mevrouw Arnolfi in een zwangere pose op het doek staat. Zwangerschap is een vreugdevolle gebeurtenis, maar ook een om te vrezen. Veel vrouwen sterven bij de geboorte van hun kind, of vlak daarna en houden serieus rekening met de mogelijkheid dat ze de geboorte niet overleven. En dan wordt zo’n portret een herinnering voor hun man en levend geboren kind. Met dit schilderij is alleen iets geks aan de hand. Het is geschilderd in 1534, maar uit brieven van de moeder van mevrouw Arnolfini blijkt dat haar dochter een jaar eerder, in 1533,  gestorven is in het kraambed. Dat zou betekenen dat dit schilderij postuum is geschilderd als herinnering. En dat verklaart gelijk ook veel symbolische verwijzingen die in het schilderij terug zijn te vinden.

Kijk bijvoorbeeld naar de rand van de spiegel, daar zien we het verhaal rond de kruisiging van jezus. Aan de kant van de man zie je de afbeeldingen dat jezus nog leeft, aan de kant van de vrouw de afbeeldingen dat hij gestorven is. Ook zie je in de kroonluchter aan de zijde van de man een kaars branden. Aan haar kant is deze opgebrand. Op de stoel achter de rechterschouder van de vrouw zien we een houtsnede van een biddende St. Margaretha, de beschermheilige voor zwangere vrouwen. Het fruit in het raam is dan een herinnering aan de zonde, waardoor we sterfelijk zijn geworden. De vuile overschoenen op de grond staan symbool dat meneer Arnolfini niet meer hoeft te dwalen en zijn overleden vrouw trouw blijft. En als je naar zijn gezicht en houding kijkt, zie je ook niet echt iemand die vrolijk het huwelijk ingaat. Eerder een trieste pose waar je ook wel wat onderdrukte woede in herkent. 

De spiegel wordt later symbolisch gebruikt bij de prerafaëlieten. Een Engelse kunststroming in de 19e eeuw, die willen terugkeren naar de eenvoud zoals die bestaat bij kunstenaars levend vóór Rafaël, zoals van Eyck dus. Ze streven naar eenvoudige composities en een nauwkeurige, realistische werkwijze.

Het schilderij is technisch onderzocht met infrarood reflectografie. Hierdoor weten we nu dat van Eyck eerst de figuren, de belangrijkste meubelstukken en de basisarchitectuur van de kamer schetst. Hij laat in eerste instantie veel voorwerpen weg, waar het schilderij nu beroemd door is geworden. Zoals de kroonluchter, de stoel, de kralen aan de muur en de afgedankte schoenen. Van Eyck verandert ook de gezichten en lichamen van de man en de vrouw. In de eerste tekening heeft Arnolfini een groter gezicht en nog vreemdere trekken. Zijn voeten staan anders, zijn kleed is korter en zijn hoed groter. Zijn vrouw kijkt aanvankelijk omhoog naar haar man en haar voorhoofd is nog hoger. Het manipuleren van het uiterlijk van zijn geportretteerden om hoofden en handen te benadrukken, is iets dat van Eyck vaker doet. Ook de kamer zelf is vol tegenstrijdigheden. De kroonluchter past qua formaat niet echt in de ruimte, het bed is te kort en de sierlijke bolle spiegel aan de achterwand lijkt onmogelijk groot.

Het schilderij heeft een flinke reis gemaakt. In de zestiende eeuw is het in handen van Margaretha van Oostenrijk, regentes van de Nederlanden. Via haar komt het in de Spaanse koninklijke collectie terecht. Vervolgens wordt het meegenomen door James Hay, een Schotse soldaat die tijdens de Schiereilandoorlog (1807-14) in Spanje verblijft. Het is onduidelijk hoe Hay eraan komt, maar aannemelijk is dat hij het heeft buitgemaakt, of gewoon gestolen. Hij brengt het naar Engeland. Daar wordt het in 1842 gekocht door de National Gallery voor ‘de bescheiden prijs’ van 600 Guineas.

Bron: The National Gallery London, Wikipedia, Waldemar Januszczak

De tuin der lusten

Wie Jheronimus Bosch  (1412 -1492)

Wanneer v.a.1450

Waar ‘s-Hertogenbosch

Wat Drieluik over de zondigheid van de mensen. Olieverf op paneel

Origineel Prado Madrid

Er is geen schilderij zo mysterieus als De tuin de lusten. De symbolieken, de figuren, de setting, de middeleeuwse beeldtaal… het heeft duizenden mensen beziggehouden in de afgelopen eeuwen en niemand die met 100% zekerheid kan zeggen wat alles betekent. Het drieluik neemt dan ook een unieke plek in binnen de Europese kunstgeschiedenis. Volgens de laatste inzichten zou het gaan om een ‘schijnparadijs’, waarin de mensheid zich waant in een situatie zoals die bestaat voor de zondeval. Zonder besef van gevaar en zonder kennis van goed en kwaad.

Het drieluik bestaat uit 4 schilderijen. Een voorstelling op de buitenzijde in gesloten stand en 3 voorstellingen aan de binnenzijde. Ze zijn zowel fysiek als inhoudelijk met elkaar verbonden doormiddel van een schouderlijn. Dat is een doorlopende horizontale lijn waar de landschappen in elkaar overgaan. Verticaal gezien zijn de panelen juist gescheiden in compositie en verhaal.

Aangenomen wordt dat de voorstelling aan de buitenzijde de inleiding is tot de hoofdvoorstelling aan de binnenzijde. Bosch heeft zich laten inspireren door de Neurenberg Kroniek, die dan pas net uit is en nog niet bekend in Nederland. Vanwege zijn Duitse komaf heeft Bosch al vroeg toegang tot deze kroniek die hij minutieus bestudeert. Het bevat meer dan 1800 illustraties van allerlei exotische dieren en planten die Bosch één op één overneemt.

 

De buitenzijde

Wanneer de panelen gesloten zijn zie je een grijsblauwe voorstelling. Het is een grote hemelbol met centraal de platte aarde na de derde dag van het scheppingsverhaal volgens Genesis. Daar scheidt God het water van het land en de aarde is op dat moment nog onbewerkt en er zijn nog geen dieren. Wel groeien er vreemde, stekelige planten en pakken zich in de lucht donkere wolken samen. God zelf zweeft linksboven en kijkt toe hoe de mens zijn aarde misbruikt. Naast hem staat verdeeld over de twee panelen in het Latijn de tekst: Ipse dixit et facta sunt. Ipse mandavit et creata sunt. (Hij sprak en het was er. Hij gebood en zij waren geschapen.)

 

Linkerpaneel

Zoals vaak met de symbolische schilderijen van Bosch, zijn ook hier de meningen verdeeld. Sommige kenners denken dat de schilder hier het paradijshuwelijk (Genesis 1:28) heeft afgebeeld. Anderen denken dat het hier gaat om de schepping van Eva. We kunnen aannemen dat we God als jezusfiguur afgebeeld zien. Met aan zijn rechterzijde Adam en aan zijn linkerzijde Eva. De rechterpositie wordt gezien als een voorname plaats. Terwijl links, in het latijn ‘sinistra’ heet. Wat sinister, slecht, donker of duister betekent. Nog een aanwijzing is dat de dieren die aan Eva’s kant staan voornamelijk monsterlijke reptielen en aardkruipers zijn. Terwijl aan Adams kant juist de meer voorname zoogdieren zijn afgebeeld. De Vogels staan voor het middeleeuwse uitdrukking ‘Vogelen’ dat seks betekent. De uil staat voor de satan of demon, hij leeft immers ‘s nachts en eet levenden.

 

Middenpaneel

Deze sluit qua landschap, vreemde rotsformaties en exotische flora en fauna aan op het linker paneel. Maar daarnaast krioelt het van de naakte mensen, onmogelijke elementen, fabeldieren, wellustige schepsels… Wat chaos lijkt, is in werkelijkheid zuivere balans en harmonie. Alle verdwijnpunten komen samen in het ei dat in dit paneel als centraal middelpunt is geschilderd. De vele rode vruchten die we zien, staan voor seks. De vruchten plukken betekent letterlijk seks bedrijven in die tijd. Meer erotiek vinden we terug in de dubbele kers dat staat voor het mannelijke geslachtsdeel. De opengewerkt vormen waar mensen in rondkruipen is de vagina. De mensen zijn druk aan het converseren. Zij praten ergens over en dat was ook Bosch zijn bedoeling dat er over zijn werk gepraat zou worden.

 

Rechterpaneel 

Op het rechterpaneel is de hel afgebeeld, waarin de verdoemden de verschrikkelijkste straffen ondergaan. Het komt met het middenpaneel overeen in de zin dat ook hier groepen mensen zijn afgebeeld. Maar hier worden ze naar zonde gerangschikt en bestraft. Bijvoorbeeld door muziekinstrumenten als martelwerktuigen, omdat muziek en de luit door de kerk werden gezien als instrumenten die losbandigheid veroorzaakten. En beneden zien we gokkende duivels die de mens als inzet hebben, zij worden met messen en zwaarden gepijnigd. 

 

Na het zien van dit vreemde, intrigerende, bizarre maar vooral indrukwekkende kunstwerk word je natuurlijk heel benieuwd naar de persoon die dit gemaakt kan hebben. Helaas is er eigenlijk maar weinig bekend van Jheronimus Bosch. Hij wordt geboren als Jheronomus van Aken, waar zijn familie vandaan komt. Hij werkt voornamelijk in Den Bosch en heeft een atelier aan het marktplein. Ook tijdens zijn leven is hij een beroemd man en krijgt zelfs opdrachten van het hertogelijke hof van Brussel. Zijn bijnaam is ‘den duvelmakere’, de schepper van duivels. Hij gebruikt oude religieuze denkbeelden en vertaalt die naar nieuwe voorstellingen. Vanwege zijn ongebreidelde fantasie is het vaak raden naar de precieze betekenis van zijn werk. En als je zijn schilderijen ziet, zal je niet vreemd opkijken dat er mensen zijn die denken dat hij zo nu en dan psychedelische middelen gebruikte.

 

Wil je nog veel meer weten over de symboliek van dit meesterwerk? Klik dan op

https://archief.ntr.nl/tuinderlusten/index.html

Bronnen:  Wikipedia. Ntr

PORTRETTEN VAN FEDERICO DA MONTEFELTRO EN BATTISTA SFORZA

Wie Piero della Francesca  1412 – 1492

Wanneer 1473-1475

Waar Montefeltro Le Marche Italië

Wat Federico da Montefeltro en zijn vrouw Battista Sforza. Olieverf op paneel

Origineel Le Gallerie Degli Uffizi

Dit is een van de beroemdste portretten van de Italiaanse Renaissance. Het tweeluik toont de hertog van Urbino, Federico da Montefeltro en zijn vrouw Battista Sforza. Frederico, is een huurling die later hertog wordt in het midden van Italië, in het gebied Le Marche. Bij een toernooi verliest hij zijn linkeroog en het gerucht gaat dat hij zich vanaf dan alleen nog maar en profil laat portretteren. Aannemelijker is dat dit schilderij deze afbeelding heeft, omdat  portretten dan in de traditie van oude munten worden geschilderd. Deze wijze zorgt voor een zeer realistische gelijkenis. Een opmerkelijk detail is de vreemd ogende neus van de Hertog. Deze is oorspronkelijk zo groot dat hij in de weg zit bij het dragen van een helm tijdens toernooien. Daarom besluit de hertog een gedeelte van de bovenkant er af te laten hakken. Plastische chirurgie avant la lettre dus.

Het paar staat tegenover elkaar en de ruimtelijkheid wordt gecreëerd door het licht en het glooiende landschap van Le Marche op de achtergrond. Het contrast tussen de gebruinde huid van Federico en de bleke tint van Battista is opvallend. Waarom zij zo wit wordt afgebeeld heeft twee redenen. Ten eerste was het voor adellijke vrouwen een statussymbool om bleek te zijn, want dat gaf het signaal dat ze niet buiten hoefden te werken. Maar waarschijnlijk verwijst het vooral naar haar vroegtijdige dood in 1472. 

Het dubbelportret is representatief voor de relatie tussen de schilder en de hertog en hertogin van Montefeltro. Hij is dan ook een graag geziene gast aan hun hof waar hij een  culturele en artistieke sfeer met zich meebrengt.

Piero della Francesca is een van de grootste 15e-eeuwse Italiaanse kunstenaars. Hij wordt geboren als zoon van Benedetto de Francesci, leerlooier en koopman. In zijn jeugd gaat hij wiskunde studeren en dat zie je terug in de manier waarop hij omgaat met perspectief en diepte. Hij schrijft ook een verhandeling De prospectiva pingendi over hoe de wiskundige regels van diepte op ieder voorwerp zouden kunnen worden toegepast, zowel op een kubus als het menselijk hoofd.

Hij kent dus een strenge benadering van het perspectief, maar bestudeert ondertussen ook de vrije manier van schilderen van zijn Vlaamse collega’s. De combinatie van deze twee technieken zorgen voor een heel eigen en origineel resultaat, dat toen en nu nog steeds veel opzien baart.

Bronnen: Le Gallerie Degli Uffizi, Daniela Parenti. Wikipedia

DE GEBOORTE VAN VENUS

Wie Sandro Botticelli (1445 – 1510)

Wanneer 1485

Waar Florence

Wat De aankomst van de godin van de liefde. Tempera op doek

Origineel Le Gallerie Degli Uffizi

De Geboorte van Venus beeldt, ondanks de naam doet vermoeden, niet de geboorte van Venus af. Het toont haar aankomst op het eiland Cyprus, drijvend op een grote schelp. Ze wordt daarheen geblazen door de winden Zephyr en Aura. Net als een prachtige parel staat ze midden op de schelp. Ze wordt opgewacht door een jonge vrouw, geïdentificeerd als een van de Gratiën of als de Hora van de lente, die een mantel vol bloemen voorhoudt. Zelfs de aanwaaiende rozen herinneren aan de lente. Het onderwerp van het schilderij is waarschijnlijk geïnspireerd door een gedicht van de 15e-eeuwse dichter Angelo Poliziano.

Dit iconische renaissance werk wordt vermoedelijk gemaakt in opdracht van de bekende Medici familie. Dat wordt onderbouwt door de sinaasappelbomen op het schilderij, die worden beschouwd als een embleem van de Medici dynastie. De Latijnse naam van de sinaasappelboom luidt dan ook “mala medica”.

Als je naar Venus kijkt, zie je duidelijk een parallel met de klassieke beelden. Precies zo bedekt ze haar naaktheid, in dit geval, met lang, goudblond haar. En ook de winden, het paar dat in elkaars omhelzing vliegt, zijn gebaseerd op een oud werk uit de Hellenistische periode, dat eigendom was van Lorenzo de Grote.

Sandro Botticelli wordt geboren als Alessandro Filipepi. Zijn bijnaam krijgt hij vanwege zijn broer, die zo dik is dat hij Botticelli oftewel “het tonnetje” wordt genoemd. Sandro gaat kort bij hem in de leer als goudsmid. Daarna waarschijnlijk bij Fra Filippo Lippi en ook bij Andrea del Verrocchio. Bij de laatste zou Botticelli Leonardo da Vinci als medeleerling hebben gehad. Omdat hij zo gevarieerd schildert, is het werk van Botticelli moeilijk te dateren. Van sommige werken is zelfs niet duidelijk of hij ze aan het begin of aan het einde van zijn carrière heeft gemaakt

Na 1500 kon Botticelli, vanwege een handicap, zelf niet meer schilderen. Zijn leerlingen en medewerkers bleven in het atelier verder werken. Vasari beschrijft de kunstenaar als een verarmde man, die op krukken door de stad strompelde.

Bronnen: Le Gallerie Degli Uffizi, Daniela Parenti. Wikipedia

MONA LISA

Wie LEONARDO DA VINCI 1412 -1492

Wanneer 1503–1506, mogelijk tot circa 1517

Waar Florence

Wat De beroemdste glimlach ter wereld. Olieverf op paneel

Origineel Louvre Parijs

Wat kan je hier nog over zeggen. Het schilderij dat dagelijks bekeken wordt door 20.000 mensen en dat dagelijks 20.000 mensen bekijkt. Het schilderij dat het meest onderzocht is en waarvan software die visuele emoties herkent, aantoont dat de glimlach voor 83% uit geluk bestaat.

Leonardo da Vinci gebruikt voor de Mona Lisa de sfumatotechniek waarbij de omtrekken van het onderwerp niet worden afgelijnd, maar wazig en onscherp gemaakt door verschillende dunne lagen verf over elkaar heen aan te brengen. Deze techniek wordt onder meer gebruikt voor de ogen en de mondhoeken. Er zijn ook geen penseelstreken te zien.

Het schilderij is vernieuwend voor zijn tijd, niet alleen door de techniek, maar ook vanwege de voorstelling en de positie van het model. De frontale afbeelding wordt weinig gebruikt voor portretten, maar wel veel bij afbeeldingen van Onze Lieve Vrouw.

Leonardo’s homoseksualiteit is volgens sommigen terug te zien als je naar zijn werk kijkt. Bijna alle geschilderde vrouwen en jongedames hebben iets weg van puberjongens. En er zijn zelfs verhalen die zeggen dat de Mona Lisa een jongeman was. Het multitalent en genie bewandelt zijn leven lang zijn eigen weg en hij sterft uiteindelijk aan het hof van de koning van Frankrijk, Frans I.

Bronnen: Wikipedia

Bronnen: Le Gallerie Degli Uffizi, Daniela Parenti. Wikipedia

JUPITER EN IO

Wie ANTONIO DA CORREGGIO 1489 – 1534

Wanneer ca.1530

Waar Parma

Wat Het minnespel tussen Io en Jupiter. Olieverf op doek

Origineel Kunsthistorisch Museum Wenen

Jupiter wordt verliefd op Io, de mooie dochter van de riviergod Ichnachus. De verlegen nimf wil vluchten, maar de almachtige god verspreidt donkere nevels over het land, verhindert de ontsnapping van het meisje en verenigt zich met haar. De donkere nevels moeten ook zijn overspel verhullen aan Juno, zijn jaloerse echtgenoot, die vanuit de lucht meekijkt. Juno is overigens terecht jaloers, want Jupiter bedrijft maar wat graag de liefde met aardse vrouwen en in een enkel geval ook een man.

In de donkere wolk zien we een arm die het lichaam van Io omhelst en als je goed kijkt zie je ook het gezicht van Jupiter vlak voordat hij haar kust. De liefdesomhelzing tussen een naakt figuur en een godheid wordt in de renaissance gezien als de ideale vereniging tussen mens en natuur.

De Italiaanse kunstschilder Antonio da Correggio wordt geboren als Antonio Allegri en krijgt later de naam van de geboorteplaats, Correggio. Hij komt al jong in aanraking met de schilderwereld. Zijn oom Lorenzo Allegri is namelijk ook schilder en leert hem de basistechnieken. Over zijn jeugdjaren is verder nauwelijks iets bekend. De eerste keer dat we hem in de boeken tegenkomen, is als hij leerling is van Francesco Bianchi Ferrara tussen 1503 en 1505. Er wordt van uitgegaan dat hij hier het echte schilderen leert. In deze periode wordt hij, behalve door Bianchi Ferrara, ook beïnvloed door de werken van Lorenzo Costa en Francesco Francia. Dit is terug te zien in zijn vroegste werken, waaronder Madonna van St. Franciscus en Het mystieke huwelijk van St. Catherina. Later kun je de invloeden van diverse stijlen duidelijk terug zien, van Andrea Mantegna tot Leonardo da Vinci.

In Parma raakt Correggio bevriend met Michelangelo Anselmi, een prominente maniëristische schilder. Dat zijn mythologische en vaak sensuele schilderijen en plafonddecoraties. Gekenmerkt door het spel van kleur en licht met een dromerige, zachte zweem. Hij maakt zich deze stijl meester en zijn schilderijen zullen later veel invloed hebben op de werken van kunstenaars uit de barokperiode. Jupiter en Io wordt gezien als Correggio’s maniëristische hoogtepunt.

Bronnen: Kunsthistorisch Museum Wenen. Wikipedia.

DE TOREN VAN BABEL

Wie PIETER BRUEGEL ca.1525 – 1569

Wanneer 1563

Waar Antwerpen of Brussel

Wat De bouw van de Toren van Babel door de Babyloniërs. Olieverf op eikenhout

Origineel Kunsthistorisch Museum Wenen

Dit beroemde schilderij van Bruegel verbeeldt de bouw van de Toren van Babel door de Babyloniërs, naar het Bijbelverhaal Genesis 11:4. De Babyloniërs willen een toren bouwen waarvan de top tot in de hemel reikt. God straft hen voor deze hoogmoed en vernietigt de toren met een Babylonische spraakverwarring.

Bruegel grijpt dit Bijbelverhaal aan om de verkeerde wereld, de zelfoverschatting en de incompetentie van de mensheid te laten zien. Iets waarvoor in de 15e en 16e eeuw dit verhaal vaker als symbool dient. In het schilderij laat Bruegel verschillende oud-Romeinse constructies terugkomen, zoals de vele bogen. Daarmee legt hij een duidelijke link met het Colosseum in Rome, dat door de christenen in de tijd van Bruegel gezien wordt als symbool van de vervolging.

Op de toren zijn talloze mensen druk aan het bouwen. In de haven ligt een groot aantal zeilschepen en op de voorgrond is de opdrachtgever van de toren afgebeeld, koning Nimrod. Bruegel schildert de Vlaamse huizen bij de haven expres heel klein, om de schaal van dit enorme bouwwerk te benadrukken. Ook is zijn werk heel realistisch, alle werktuigen van de toren zijn perfect nauwkeurig. Dit realisme zie je ook terug bij zijn andere schilderijen. Zo kunnen oogartsen nu nog steeds zien welke verschillende oogziekten de blinden in sommige van zijn ‘boerse’ schilderijen hadden. 

De toren van Babel van Bruegel werd de beroemdste, meest gekopieerde en meest gevarieerde klassieker onder de torenafbeeldingen.

Over de jeugd van Pieter Bruegel is weinig bekend. Ook weten ze niet precies waar hij geboren is. Bruegel maakt van 1552 tot 1554 een reis naar Italië en raakt daar geïnspireerd door de Italiaanse schilderkunst. Veel schilderijen uit die tijd zijn helaas verloren gegaan. In 1563 verhuist Bruegel van Antwerpen naar Brussel, waar hij trouwt met Mayken Coecke, en ze krijgen drie kinderen. Het is ook in deze periode dat hij volop begint te schilderen. In de laatste zeven jaar van zijn leven maakt hij de meeste van de veertig schilderijen die van hem bewaard zijn gebleven.

Bronnen: Kunsthistorisch Museum Wenen. Wikipedia

lente

Wie GIUSEPPE ARCIMBOLDO 1527 – 1593

Wanneer 1563

Waar Praag

Wat Portret van de lente. Olieverf op doek

Origineel Louvre Parijs

Lente is onderdeel van een serie van vier portretten die elk een ander jaargetijde uitbeelden. Ze zijn kunstig opgebouwd uit bloemen en vruchten van het seizoen. In 1569 worden de schilderijen  aangeboden aan Maximiliaan II van Habsburg, samen met een gedicht van Giovanni Battista Fonteo dat de symbolische betekenis ervan verklaart. Ze verheerlijken de Habsburgers, maar zijn tegelijkertijd ook haast karikaturale afbeeldingen.

Giuseppe Arcimboldo wordt geboren in het hertogdom Milaan, zijn familie bestaat uit schilders van adellijke afkomst. Op 21-jarige leeftijd wordt Giuseppe bekend. Hij schildert dan samen met zijn vader in de kathedraal van Milaan. Als hij zich toelegt op  gebrandschilderd glas, wordt hij opgemerkt door Ferdinand de Bohème. Die bestelt vijf wapenschilden voor de kathedraal. Zijn roem begint zich te verspreiden. Hij wordt in 1562 naar Praag geroepen om Ferdinand I, de eerste heilige Romeinse keizer, te dienen als portretschilder van de keizerlijke familie.

Naast portretschilderen, is zijn voornaamste taak het beheren van de beroemde Wunderkamern. Dat waren kunstkasten en curiosa van de keizers Maximiliaan II en Rudolf II. Ook houdt hij zich bezig met de organisatie van prinselijke festivals, waarbij hij kostuums en wagenontwerpen bedenkt.

In 1563 schildert hij de beroemde seizoenen voor Maximiliaan van Habsburg. In 1587 keert hij terug naar Milaan, blijft daar schilderen en wordt in 1591 gepromoveerd tot de rang van paltsgraaf. Dat betekent dat hij een functionaris wordt die een van de vele koninklijke residenties beheert. Hij sterft op 11 juli 1593.

De stijl waarin Arcimboldo schilderde, wordt veelal tot het maniërisme gerekend. In de loop van de eeuwen wordt heel verschillend over het maniërisme gedacht, en een echt duidelijke omschrijving is dan ook moeilijk te vinden. Maar over het algemeen wordt de schilderkunst tussen renaissance en barok bedoeld. Een belangrijk kenmerk is dat er fantasierijke, bizarre elementen in moeten zitten.

Bronnen: Wikipedia. Parliamo italiano

Vertumnus

Wie GIUSEPPE ARCIMBOLDO 1527 – 1593

Wanneer 1590

Waar Milaan

Wat Portret lente. Olieverf op doek

Origineel Kasteel Skoloster Zweden

Ook van de hand van de Italiaanse meester Giuseppe Arcimboldo komt Vertumnus. Een peer als neus, peultjes als oogleden, kersen als lippen. Een maiskolf op de plaats van het linkeroor. Hoe langer je kijkt naar dit schilderij, hoe meer je erin ontdekt. De 16e-eeuwse Italiaanse kunstschilder laat een complete moestuin op het portret los. De geportretteerde is de Habsburgse keizer Rudolf II, bij wie Arcimboldo als hofschilder in Praag werkt. Hij beeldt de keizer hier af als Vertumnus, de god van de veranderende seizoenen.

Ook in dit schilderij is de maniëristische stijl van Arcimboldo duidelijk zichtbaar. Vertumnus is de bekendste, maar hij maakte veel meer van dit soort schilderijen die het midden houden tussen stilleven en portret. Meer informatie over Arcimboldo vind je bij zijn schilderij ‘Lente’ dat hierboven staat. 

Bronnen: Wikipedia. Parliamo italiano

STILLEVEN MET KAZEN

Wie Floris van Dyck ca. 1575 – 1651

Wanneer 1615

Waar  Haarlem

Wat stilleven met kazen. Olieverf op hout

Origineel Rijksmuseum Amsterdam

Het tafellaken dat door het glas zichtbaar is, de weerspiegeling van de appel in de zilveren schaal, het fruit, de noten, het brood en de drie kazen op een met kostbare damasten kleden bedekte tafel. Het is zó echt geschilderd dat het water je in de mond loopt. De Haarlemse schilder Floris van Dijck is heer en meester in deze realistische weergaven. Hij behoort dan ook tot de pioniers van de Hollandse stillevenschilderkunst. Het schilderij is ongesigneerd en ongedateerd. Toch wordt, vanwege de hoge kwaliteit, aangenomen dat Van Dijck de maker is.

Stillevens hebben vaak een diepere betekenis in de 17e eeuw. Oude en jonge kazen zouden een verwijzing kunnen zijn naar eindigheid van het leven. Maar omdat hier een overdadige hoeveelheid  oude kazen liggen, zou het de bederfelijkheid kunnen aantonen en dus aansporen tot matigheid. De afhangende appelschil laat afwisselend de binnen- en buitenkant zien en is al wat bruin aan het worden. Hij is duidelijk niet afkomstig van de vers doorgesneden halve appel op de schaal. Daarmee lijkt de kunstenaar het verstrijken van de tijd te laten zien: alles gaat voorbij.

Van Dyck woont en werkt het grootste deel van zijn leven in Haarlem, waar hij zich in 1604 verlooft. Na zijn opleiding in Holland gaat hij op studiereis naar Italië. Bij terugkomst wordt hij toegelaten tot het Haarlemse Sint-Lucasgilde, waar hij een hoge functie bekleedt. De laatste 25 jaar van zijn leven schildert hij nog maar weinig. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat hij met schilderen zijn brood niet meer hoefde te verdienen. Uit het testament dat hij in 1605 opmaakte blijkt namelijk dat hij op dat moment erg rijk was.

Van Dyck laat maar een klein oeuvre na. Het meest bekend wordt hij door zijn realistische stillevens met kazen, fruit en noten, door kenners ook wel “ontbijtjes” genoemd. Daarvan zijn er 8 bewaard gebleven, gedateerd tussen 1610 en 1622.

Bronnen: Wikipedia. Rijksmuseum Amsterdam

DE VROLIJKE DRINKER

Wie FRANS HALS 1582 – 1666

Wanneer 1628 -1630

Waar Haarlem

Wat Schutter die een berkenmeier vasthoudt. Olieverf op doek

Origineel Rijksmuseum Amsterdam

De vrolijke drinker, heeft eigenlijk de titel ‘Een schutter die een berkenmeier vasthoudt’. We zien een verrast kijkende man, die de toeschouwer een glas wijn aanbiedt. Of is hij dronken, net als de schilder zelf ook zo vaak is? Vanwege de outfit wordt aangenomen dat het om een koopman in schutterijkledij gaat. Het medaillon dat hij omheeft, wordt toegeschreven aan de contra-remonstranten. Een groep calvinisten die hun naam ontleent aan hun verzet tegen de remonstranten of Arminianen. Maar waarschijnlijk heeft Frans Hals er geen politieke bijbedoelingen bij gehad. Vanwege het standpunt en de schilderwijze lijkt het alsof de aangeboden beker wijn uit het schilderij komt. Een zogenaamde trompe-l’oeil dus.

De vrolijke drinker is typerend voor de portretten van Hals uit de late jaren ’20 van de 17e eeuw. Hij schildert dan grove, robuuste gestalten, vitaal en expressief. Dit bereikt hij door een, voor die tijd, ongekende spontane penseelvoering, waarbij de kleuren nat-in-nat werden aangebracht. Deze korte periode in zijn leven is heel bepalend geweest voor latere modernistische kunstschilders. Die zien namelijk in zijn vrije toets, lichtinval en kleurgebruik de oorsprong van het impressionisme. Veel impressionistische schilders bestuderen Frans Hals dan ook uitvoerig en zien hem als hun leermeester. Deze stijl wordt in zijn tijd niet begrepen. Vaak vindt men dat de werken nog niet af zijn en laten de doeken hangen. Of erger nog, ze vragen andere schilders om ze af te maken. In 1630 schakelt hij over naar een minder moderne vorm, die waarschijnlijk beter past in die tijd. 

Frans Hals wordt 1582 geboren in Antwerpen als zoon van de lakenkoopman Franchois Fransz Hals De familie Hals is een van de vele Vlaamse migrantenfamilies die, zoals de verdreven Sefardische Joden en de gevluchte Franse hugenoten, een belangrijk aandeel hebben in Hollands Gouden Eeuw.

In 1610 is Hals lid van het Haarlemse Sint-Lucasgilde en vanaf dat moment mag hij ook leerling-schilders in dienst nemen. Zijn vroegst bekende werk stamt uit 1611, maar hij moet al veel eerder volleerd zijn geweest. In 1616 reist hij naar Antwerpen om het werk van Rubens en Antoon van Dyck te bestuderen.

Hij heeft veel kinderen, waarvan we weten dat hij er in ieder geval vijftien laat dopen. En hij leidt zes zonen op tot schilder. Of het nou komt door die enorme kinderschare, omdat hij zo’n beetje elke dag dronken is, of omdat zijn stijl niet begrepen wordt… Frans Hals leeft zijn hele leven in armoede. Hij sterft op 84-jarige leeftijd, en wordt begraven in de oude Sint-Bavokerk aan de Grote Markt in Haarlem, onder het koor.

Bronnen: Rijksmuseum Amsterdam. Wikipedia.

DE ANATOMISCHE LES

Wie REMBRANDT VAN RIJN 1606-1669

Wanneer 1632

Waar Amsterdam

Wat De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp. Olieverf op doek

Origineel Mauritshuis Den Haag

Rembrandt was pas 25, toen hij de tot dan toe belangrijkste opdracht uit zijn carrière kreeg. Dr. Nicolaes Tulp vraagt aan hem om een anatomiestuk te schilderen in de Waag op de Amsterdamse Nieuwmarkt. Deze anatomielessen waren voor vakgenoten en betalend publiek toegankelijk. De persoon die ontleed wordt is Adriaen Adriaensz, alias Aris Kindt, een onverbeterlijke beroepscrimineel die wegens een roofoverval was veroordeeld en opgehangen.

Het schilderij wijkt af van de eerdere schilderijen die het chirurgijnsgilde heeft laten maken door voorgangers van Rembrandt. De jonge Rembrandt groepeert de chirurgijns veel dynamischer en laat ze allemaal naar iets anders kijken. De prominentste plek is voor Dr. Tulp, die staat alleen aan de rechterkant, de rest van de groep staat links in piramidevorm. Het licht, waarmee Rembrandt wereldberoemd werd, belicht de chirurgijns en zet het witte lijk in de spotlights.

Dat de belangrijkste plek gereserveerd was voor Dr. Tulp, wordt duidelijk door zijn positie en het feit dat hij als enige een hoed draagt. Overigens kan je aan de vage schaduw van de chirurgijn bovenin, Frans van Loenen, zien dat ook hij een hoed moet hebben gedragen. Die is door Rembrandt blijkbaar weggehaald. Misschien op aangeven van Dr. Tulp.

Deze anatomische lessen kunnen wel een paar dagen duren en worden daarom vooral in de koude maanden gegeven. Men haalt eerst de buikholte open, omdat daar de meest bederfelijke organen zitten. Op dit schilderij is dat anders. Men vermoedt omdat zo’n open buik teveel aandacht zou vragen, waardoor de opdrachtgever minder zou opvallen. Uit röntgenonderzoek is trouwens ook aan het licht gekomen dat Rembrandt eerst een stomp heeft getekend op de plek waar nu de rechterhand te zien is. Aris zou deze hand zijn kwijtgeraakt bij een eerdere veroordeling. 

De jonge Rembrandt toont met dit groepsportret zijn fabelachtige schildertechniek en grote talent om levendige portretten te schilderen. Het zorgt ervoor dat hij zijn naam voorgoed vestigt als een van de grootste kunstschilders die ooit geleefd heeft.

Rembrandt Harmenszoon van Rijn wordt in Leiden geboren in 1606 als zoon van een molenaar. Het gezin is niet armlastig en Rembrandt krijgt toegang tot goed onderwijs. Al vroeg wordt zijn tekentalent ontdekt, maar eerst moet hij toch een ‘echt vak’ leren. Op zijn 14e schrijven zijn ouders hem in aan de universiteit van Leiden als letterenstudent. Twee jaar later, 1622, gaat hij in de leer bij de Leidse schilder Jacob van Swanenburgh, een specialist in stadsgezichten en scènes uit de hel. Daarna vervolgt hij zijn opleiding bij Pieter Lastman in Amsterdam, een bekend historieschilder. Al na een half jaar bij Lastman zet Rembrandt zijn eigen werkplaats op in Leiden.

Rembrandts oeuvre is ruwweg op te delen in 4 periodes

In Rembrandts Leidse periode (1625-1631) is vooral de invloed van Lastman zichtbaar. Maar ook raakt hij geïnspireerd door zijn goede vriend Jan Lievens. Het zijn tamelijk kleine schilderijen, maar rijk in detail. Religieuze en allegorische thema’s zijn favoriet.

Tijdens zijn eerste jaren in Amsterdam (1632-1636) begint Rembrandt dramatische, contrastrijke Bijbelse en mythologische taferelen te schilderen op groot formaat. Met duidelijke verwijzing naar het barok van Rubens. Hier vestigt hij ook zijn naam als getalenteerd portretschilder en maakt onder andere De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp. Eind jaren dertig schildert Rembrandt veel landschappen en etsen over de natuur. Zoals landschappen met dreigende wolkenluchten en ontwortelde bomen.

Vanaf ongeveer 1640 wordt Rembrandts werk soberder, wat waarschijnlijk te maken heeft met de ziektes en sterfgevallen in zijn familie. De uitbundigheid maakt plaats voor diepe innerlijke emoties. In 1642 schildert hij De Nachtwacht, wat toch wel gezien wordt als de belangrijkste uit de reeks portretten.

De tien jaar na De Nachtwacht zie je een grote variatie in zijn schilderijen. Zowel qua afmeting, thema en stijl. Zijn dramatische effecten met sterke contrasten tussen licht en donker, worden ingeruild voor een meer frontale belichting en grotere, verzadigde kleurgedeelten. Hij raakt beïnvloed door de Venetiaanse kunst en gaat richting een klassieke compositie. Hij etst hier meer dan dat hij schildert. Ook veranderen de dramatische landschappen in rustige Hollandse plattelandstaferelen.

In de jaren ‘50 verandert Rembrandts stijl opnieuw. Zijn schilderijen worden weer groter, gekleurder en de penseelstreken krachtiger. Hiermee toont hij lef, want de heersende mode was juist fijn en gedetailleerd. Zijn lichtbehandeling wordt ruiger en glans verdwijnt vrijwel geheel. Zijn geheel eigen benadering van het aanbrengen van verf is vermoedelijk ontleend aan het werk van Titiaan. Men vindt zijn grofkorreligheid maar niets en Rembrandt reageert dat zijn schilderijen dan maar beter niet van dichtbij bekeken moeten worden. 

In de laatste periode schildert Rembrandt nog steeds veel Bijbelse thema’s, maar de nadruk verschuift van dramatische groepsscènes naar intieme portretten. In deze periode schildert Rembrandt 15 van zijn mooiste zelfportretten en ook Het Joodse Bruidje.

Rembrandt is een echte anarchist en rebel. Deze rol als enfant terrible van de schilderkunst wordt  hem niet altijd in dank afgenomen. Bij veilingen biedt hij op zijn eigen werk om de prijs op te drijven,  want hij is zich bewust van zijn talent en meesterschap.  Hij doet precies waar hij zelf zin in heeft en laat zich door geen enkele opdrachtgever de les lezen. Ook tekent hij veel erotische afbeeldingen en plassende vrouwen. Rembrandt staat nog steeds op nummer 1 in de wereldtop. Welke meester je ook spreekt, ze praten met het grootste ontzag over de Leidse molenaarszoon. De man die het aandurft om de verf er duimendik op te smeren en mensen kwetsbaar en eerlijk af te beelden. Wallen onder de ogen, tranende randen, opgezwollen wangen, bleke snoeten, dikke vingers, fattige poses, hij doet het omdat hij het ziet en op zoek is naar de waarheid. Dit doet hij samen met nog een andere meester en beste vriend, Jan Lievens. Samen met hem maakt hij Amsterdam onveilig. Lievens is eigenlijk net zo getalenteerd als Rembrandt, maar een wat bescheidener mens en rustiger van karakter. Bekijk het werk van Lievens en je ziet hoeveel gelijkenis in talent en toets.

Rembrandt sterft uiteindelijk berooid en arm doordat hij weinig werk maakt en handen vol geld uitgeeft aan een luxe levensstijl. Maar ook zijn verzamelwoede voor kunst en curiosa kent geen grenzen. Hierdoor kan hij zijn hypotheek niet meer betalen, raakt diep in de schulden en worden zijn huizen en bezittingen openbaar geveild. 

Bronnen: Mauritshuis Den Haag. Wikipedia

DE VAANDELDRAGER

Wie REMBRANDT VAN RIJN 1606-1669

Wanneer 1636

Waar Amsterdam

Wat Rembrandt schildert zichzelf als vaandeldrager. Olieverf op doek

Origineel Rijksmuseum Amsterdam

Op 30-jarige leeftijd schildert Rembrandt zichzelf als vaandeldrager voor de schutterij. Een heldhaftig beroep in die tijd. Je ging namelijk voor de troepen uit het slagveld op. Opzichtig zwaaiend met een grote vlag en gehuld in glanzende kleding. Een echt doelwit dus. Dat schilders zichzelf portretteerden als vaandeldrager was niet nieuw. Beroemde kunstenaars als Albrecht Dürer, Lucas van Leyden en Hendrick Goltzius gingen hem voor.

In dit grote zelfportret schildert Rembrandt zichzelf rebels en vol bravoure. Bewapend met dolk en zwaard. Hij kijkt ons heldhaftig aan met zijn krijgslustige walrussnor. Een man die bereid is te sterven voor zijn vaderland. De schutterijen hebben een essentiële rol in de Tachtigjarige Oorlog. Mede dankzij hen weten we ons te ontworstelen aan het Spaanse gezag, waardoor in 1648 onafhankelijk Nederland wordt uitgeroepen.

Dit schilderij is van Rembrandt ook een duidelijke hint om de meest gewaardeerde opdracht van die tijd naar zich toe te trekken. Namelijk het schilderen van een groepsportret van de Amsterdamse schutterij. En we weten allemaal hoe dat is afgelopen…

De vaandeldrager behoort tot de absolute meesterwerken van Rembrandt en is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van Nederland.

Bronnen: Rijksmuseum Amsterdam. Wikipedia

DE NACHTWACHT

Wie REMBRANDT VAN RIJN 1606-1669

Wanneer 1642

Waar Amsterdam

Wat Schilderij van de schutterij. Olieverf op doek

Origineel Rijksmuseum Amsterdam

Het beroemdste en grootste schilderij van Rembrandt, dat al door miljoenen mensen bekeken is. Het heet De Nachtwacht, maar dat klopt eigenlijk niet. De mannen van de schutterij staan namelijk op het punt om overdag door de stad te marcheren. Dat het schilderij in de 19e eeuw deze naam krijgt,  komt door vervuiling en omdat Rembrandt vaak donkere achtergrondkleuren gebruikt om zo zijn lichtspel beter uit te laten komen.

De mannen van Frans Banninck Cocq treffen hun laatste voorbereidingen. Een laadt zijn geweer, de ander geeft orders en de tamboer slaat op zijn trommel. Ze staan duidelijk op het punt te vertrekken. Ze doen allemaal iets anders en dat zorgt voor een enorme dynamiek en levendigheid. Heel anders dan de statische portretten, zoals gebruikelijk was in die tijd. Rembrandt past dit overigens ook al eerder succesvol toe bij De anatomische les.

Zijn wereldberoemde, onovertroffen licht schijnt op belangrijke details, zoals het handgebaar van de kapitein en het kleine meisje op de voorgrond. Zij is de mascotte van de schutters. In haar riem draagt zijn een vogel waar duidelijk de klauwen zichtbaar van zijn. Dit verwijst naar de naam van de groep schutters, de Kloveniers, ook wel de Clauweniers genoemd.

De Nachtwacht heeft in zijn bestaan al heel wat meegemaakt. Zo is hij ingekort om hem te kunnen verhuizen naar een andere locatie en al drie keer het doelwit van opzettelijke vernieling.

Bronnen: Rijksmuseum Amsterdam. Wikipedia

JACOB ZEGENT DE ZONEN VAN JOZEF

Wie REMBRANDT VAN RIJN 1606-1669

Wanneer 1656

Waar Amsterdam

Wat Het Bijbelverhaal over de stervende Jacob. Olieverf op doek

Origineel Gemäldegalerie Alte Meister Kassel 

In dit schilderij vertelt Rembrandt het Bijbelse verhaal uit Genesis 48.

Als Jozef hoort dat zijn vader Jacob stervende is, brengt hij zijn zonen Manasse en Efraïm naar hem toe. Hij vraagt zijn vader hen te zegenen, wat Jacob doet. Tot Jozefs verbazing legt zijn blinde vader eerst zijn rechterhand op het hoofd van Efraïm, die de jongste is. terwijl de traditie voorschrijft dat hij zijn hand op het hoofd van de oudste behoort te leggen. Als Jozef protesteert en zijn vader probeert te corrigeren, blijkt dat het wel degelijk een bewuste daad is. De oude man zegt: “Ik weet het, mijn zoon! ik weet het; hij zal ook tot een volk worden, en hij zal ook groot worden; maar nochtans zal zijn kleinste broeder groter worden dan hij, en zijn zaad zal een volle menigte van volkeren worden”. Efraïm zou later inderdaad een grotere stam voortbrengen dan zijn broer. Vroegchristelijke interpretaties zien Efraïm ook wel als de stamvader van het christendom, waar Menasse wordt verbonden aan het Jodendom.’

Dit schilderij laat goed zien hoe Rembrandt Bijbeltaferelen naar zijn hand zet en er een eigen draai  aan geeft. Het bewuste tafereel wordt door hem weergegeven als een emotioneel familiedrama. Uit röntgenonderzoek blijkt dat hij in zijn eerste opzet nog twijfelt, maar er toch voor kiest om niet het moment van het conflict weer te geven, maar dat van vlak daarna, van verzoening en acceptatie. Dat is ook duidelijk te zien in de gezichtsuitdrukking van Jozef en zijn vrouw. Hij legt daarmee de nadruk op genegenheid en harmonie, verbondenheid en voortgang der generaties. De geitenwollen sjaal die Jacob draagt legt bovendien een verband met zijn eigen zegening door zijn vader Isaac, die hij misleidde door zijn armen te bedekken met geitenvellen.

Wat ook opvalt is de aanwezigheid van Asnath, de vrouw van Jacob. Zij wordt in het Bijbelverhaal helemaal niet genoemd, maar is hier duidelijk aanwezig. Dit kan te maken hebben met de veranderende verhoudingen tussen man en vrouw in de 17e-eeuwse Hollandse gezinnen. De vrouw wordt gezien als evenwaardig lid en kwam naast haar man te staan. En bij zo’n belangrijke gebeurtenis kon ze natuurlijk niet ontbreken. Heel geëmancipeerd van Rembrandt dus.

Bronnen: Wikipedia

 

HET JOODSE BRUIDJE

Wie REMBRANDT VAN RIJN 1606-1669

Wanneer ca.1665 – 1669

Waar Amsterdam

Wat Isaak en Rebekka. Olieverf op doek

Origineel Rijksmuseum Amsterdam

Het Joodse bruidje is een van de latere werken van Rembrandt. Er gaan verschillende verhalen rond over de oorsprong en achterliggende gedachten bij dit schilderij.

In de Verenigde Staten is een schets in het bezit van een privéverzamelaar, waarvan sterk het vermoeden bestaat dat dit een voorstudie is van dit schilderij. Hierop is een echtpaar te zien waarbij de vrouw op de schoot van de man zit, met op de achtergrond eveneens een plant op een balustrade en dezelfde setting als het schilderij. Uit een röntgenfoto blijkt dat Rembrandt oorspronkelijk van plan was om ook op het schilderij de vrouw op de schoot van de man te laten plaatsnemen.

Op de schets staat een derde persoon die het paar op de achtergrond gadeslaat. Vandaar dat men denkt dat dit het Bijbelse verhaal is van Isaak en zijn vrouw Rebekka. In dat verhaal vlucht het echtpaar vanwege een hongersnood naar het land van de Filistijnen van koning Abimelech. Aangezien Isaak bang is om vermoord te worden door mannen die het voorzien hadden op zijn vrouw, doet hij zich voor als haar broer. Abimelech, de derde persoon uit de schets, bespiedt het echtpaar en ziet ze in een innige omhelzing. Uiteindelijk loopt het met een sisser af en worden ze niet gestraft, maar alleen vermaand. De Filistijnse mannen krijgen daarnaast de opdracht om Isaak en Rebekka met rust te laten.

De titel van Het joodse bruidje, zoals het schilderij bekend staat, moet niet al te letterlijk worden genomen. Het is onzeker of zij joods is. Er wordt gespeculeerd wie er dan wel zijn afgebeeld. Het kan heel goed zijn dat Rembrandt het werk in opdracht van een echtpaar schildert en dat zij zich als de Bijbelse figuren Isaak en Rebekka laten afbeelden. Het romantische verhaal van Isaak en Rebekka wordt in die tijd namelijk wel vaak gebruikt tijdens verlovingen en huwelijken.

Sommige kunsthistorici zien in de man Rembrandts zoon, Titus van Rijn, die in 1668 trouwt met Magdalena van Loo. Anderen denken dat het gaat om het joodse echtpaar Miguel de Barrios en Abigail de Pina, die in 1662 trouwen. Maar het zou ook Bartholomeus Vaillant, die in 1668 trouwt met Elisabeth van Swanenburg, kunnen zijn. Zeker ook gezien het feit dat zijn vader de oudste eigenaar van het schilderij is.

Het liefdevolle werk wordt beschouwd als een van Rembrandts meesterwerken. Als Vincent van Gogh in 1885 Het joodse bruidje ziet, is hij zo onder de indruk dat hij tegen een vriend zegt:  ‘Geloof je nu wel, en dat meen ik oprecht, dat ik tien jaren van mijn leven wilde geven, als ik hier voor dit schilderij veertien dagen nog kon blijven zitten met een korst droog brood voor voedsel.’ Aan zijn broer Theo schrijft Van Gogh in oktober dat jaar: ‘Wat een intiem, wat een oneindig sympathiek schilderij’.

Dat de intimiteit zo goed tot uiting komt, heeft volgens vakgenoten en kunstkenners te maken met de uitzonderlijk vrije manier van schilderen, waarbij Rembrandt de verf dik opbrengt en erin krast met de achterkant van zijn penseel.

Bronnen: Wikipedia. Rijksmuseum Amsterdam

HET PUTTERTJE

Wie CAREL FABRITIUS 1622 – 1654

Wanneer 1654

Waar  Delft

Wat Distelvink op voederbak. Olieverf op doek

Origineel Mauritshuis Den Haag

Dit prachtige vogeltje, de distelvink, is voorzien van een rood kopje met een felgele staart. Hij is een lust voor het oog en oor, maar er is nog iets dat hem bijzonder maakt. Want behalve dat hij schitterend kan zingen, dankt hij zijn naam aan een trucje. Hij kan namelijk met behulp van een miniatuuremmertje, zoals een vingerhoed, water putten om te drinken.

Zo’n vogeltje wil men maar wat graag in huis hebben. Op het schilderij van Carel Fabritius zit hij dan ook geketend met een kettinkje op een voederbakje. Als het schilderij zonder lijst wordt  opgehangen, dan loopt het over in de muur en lijkt het net alsof het vogeltje echt in je kamer is. Een echte trompe-l’oeil dus.

Fabritius wordt in 1622 geboren in Middenbeemster als zoon van een onderwijzer, koster en voorzanger. Zijn vader mag, met toestemming van de decaan, na schooltijd schilderen, als dat maar niet te koste gaat van de leerlingen. Het is waarschijnlijk dat Carel de liefde en talent voor schilderen van zijn vader meekrijgt.

In 1641 verlooft Carel Fabritius zich met zijn jonge buurvrouw Aeltje Hermans Velthuys en ze vertrekken naar Amsterdam. Daar wordt hij leerling van Rembrandt. Zijn vrouw sterft in 1643 op het kraambed en Carel verhuist weer naar Middenbeemster. Hij krijgt lokale opdrachten en zou ook nog samenwerken met Rembrandt.

Uit deze tijd is alleen het portret van Abraham de Potter bewaard gebleven. Deze plaatselijke zijdehandelaar stond ook bekend onder de naam Abraham de Putter, wat weer kan verwijzen naar Het puttertje dat hij in 1654 schildert.

In de nazomer van 1650 trouwt Carel Fabritius met de weduwe Agatha van Pruijsen. Ze verhuizen naar haar familie in Delft. De vier Delftse schilderijen die bewaard zijn gebleven, stammen uit 1652 en 1654. Het is onbekend hoe hij van 1650 tot 1652 de kost verdient, want pas twee jaar nadat hij in Delft woont, laat hij zich inschrijven bij het plaatselijke Sint-Lucasgilde. Op 6 juli 1654 krijgt hij van het stadsbestuur twaalf gulden betaald voor het schilderen van “een groot en eenighe cleijne wapenen van de stadt”.

Dan slaat 12 oktober 1654 het noodlot toe. Op die dag explodeert rond half elf het ‘kruithuis’ dat dicht bij zijn huis staat. De stadshistoricus Dirck van Bleyswijck vermeldt in zijn ‘Beschryvinge der Stadt Delft’ uit 1667 dat Fabritius op dat moment bezig is met het schilderen van het portret van Sijmon Decker, de voormalige koster van de Oude Kerk. In het huis zijn verder de schoonmoeder van Fabritius, zijn zwager en zijn leerling Matthys Spoors aanwezig. Toen ze zes tot zeven uur later onder het puin vandaan worden gehaald, vertoont alleen Fabritius nog een teken van leven. Hij wordt naar het Oude Gasthuis aan de Koornmarkt gebracht en overlijdt daar een kwartier later. Op 14 oktober 1654 worden Carel Fabritius, Judick van Pruijsen, Sijmon Decker en twaalf andere slachtoffers van de ramp begraven in de Oude Kerk in Delft. Veel van zijn schilderijen zijn in rook opgegaan, waardoor je zijn werk nu maar weinig tegenkomt.

Carel Fabritius is een getalenteerd schilder. Hij wordt omschreven als de beste leerling van Rembrandt. Veel vakgenoten, waaronder Van Gogh, zouden hem later roemen om zijn kwaliteiten. Met zijn belangstelling voor lichtval, perspectief en trompe-l’oeil is hij een van de grondleggers van de Delftse School, bekend van niemand minder dan Johannes Vermeer. Dat wordt duidelijk uit een passage van het treurdicht van Arnold Bon: 

“Dus bleev’ dien Phenix op zyn dertig jaren,

In ’t midden, en in’t beste van zyn swier,

Maar gelukkig rees’er uyt zyn vier [=vuur]

Vermeer, die ’t meesterlyck hem na kost klaren.”

Bronnen: Wikipedia

MEISJE MET DE PAREL

Wie JOHANNES VERMEER 1632-1675

Wanneer 1665

Waar Delft

Wat Een tronie van een meisje met een parel. Olieverf op doek. 

Origineel Mauritshuis Den haag

Meisje met de parel is een van de beroemdste schilderijen van Vermeer. Het is geen portret, maar een zogenaamde tronie: een fantasiehoofd. Deze tronies beelden een bepaald type of karakter uit. Bij dit schilderij zien we een meisje in oosterse kleding met een tulband op. Centraal staat de natuurlijk de grote glanzende parel in haar oor.

Vermeer is de meester van het licht. Hier is dat te zien aan de zachte trekken in het meisjesgezicht, de glimlichtjes op haar vochtige lippen en de prominent geplaatste glanzende parel.

Johannes Vermeer wordt in 1632 geboren in Delft als zoon van een herbergier en kunsthandelaar. Over zijn jeugd is weinig bekend. We weten ook niet bij wie hij in de leer gaat, maar als we kijken naar zijn vroegere werk dan moet dat een van de Utrechtse Caravaggisten zijn. Zoals  Abraham Bloemaert, die grote historiestukken maakte. Iets wat in die tijd meer wordt gewaardeerd dan portretten en landschappen. Maar ook kunstenaars als Carel Fabritius, Leonard Bramer en Christiaen van Couwenbergh zijn genoemd als mogelijke leermeesters. Vermeer is uiteindelijk toch zijn eigen weg gegaan met zijn kleurgebruik, voorstellingen en onnavolgbare manier van schilderen met licht. Zijn zorgvuldig aangebrachte dikke pigment- en vernislagen zorgen voor de kenmerkende glans en frisheid die zijn schilderijen zo bijzonder maken. 

Diverse wetenschappers zijn ervan overtuigd dat Vermeer bij het maken van zijn schilderijen de voorloper van het fototoestel, de camera obscura, gebruikt. Zij denken dit vanwege het feilloze ruimtelijk perspectief in Vermeers schilderijen en het ontbreken van hulplijnen onder de verflaag. Maar zeker ook door de onscherpe, soft-focusachtige elementen, die volgens hun alleen door het gebruik van een lens zijn ontstaan. Het blijft een mysterie.

Door zijn precieze, tijdrovende, stijl kan Vermeer drie of vier schilderijen per jaar afleveren. Dat betekent dat hij ook niet veel verdient en vaak geld moet lenen. Zijn schuld lost hij dan in met een schilderij. Ook steunt zijn rijke schoonmoeder, Maria Thins, Johannes en haar dochter. In 1664 wordt Vermeer lid van de schutterij, maar het is niet duidelijk welke functie hij daar krijgt. Het zal in ieder geval geen officiersfunctie zijn geweest, omdat deze voor katholieken verboden is.

Dan breekt het Rampjaar 1672 aan. Geteisterd door oorlog en armoede stort ook de kunstmarkt in. Bovendien leveren de huizen en landerijen in Schoonhoven, die zijn schoonmoeder bezit, ook minder op. Dat komt omdat dit deel van de Hollandse Waterlinie onder water wordt gezet. Dus van die kant kwam ook niet veel meer. Door de verminderde inkomsten en stagneerde verkoop van schilderijen wordt Vermeer een somber man. Zo somber dat hij december 1675 instort. Het is niet duidelijk wat er precies aan de hand is, maar hij overlijdt anderhalve dag later. Hij laat maar liefst elf kinderen na, van wie er nog tien minderjarig zijn.

Na Vermeers dood blijft zijn werk lang ondergewaardeerd. Door zijn beperkte oeuvre is hij zelfs vrijwel vergeten. Dit verandert in 1866, als de Franse criticus Théophile Thoré-Bürger hem herontdekte. Bürger is klaar met de mythologische en religieuze afbeeldingen van zijn tijd en vindt zijn heil in de menselijke en intieme taferelen van Vermeer. Hij presenteert Vermeer als een onbekend en miskend genie. Hierdoor ontstaat er een internationale run op Vermeers schilderijen en verdwijnen veel van zijn werken uit Nederland.

Bronnen: Wikipeda. Mauritshuis Den haag

DE SCHOMMEL

Wie JEAN-HONORÉ FRAGONARD 1732-1806

Wanneer 1767

Waar  Parijs

Wat Jonge dame op schommel. Olieverf op doek

Origineel Wallace Collection Londen

Nu wordt er heel anders naar dit schilderij gekeken, maar in de 18e eeuw was dat wel even anders. Men was mierzoete rococo schilderijen gewend met engeltjes en rozenstruiken. De schilder van dit schilderij, Jean-Honoré Fragonard, doet dat normaal ook. Bevriend met Madame de Pompadour bewoog hij zich in de hoogste aristocratische en kerkelijke kringen, waar kuisheid de boventoon voert. Tijdens Salon de Paris in 1765 toonde Fragonard nog zijn schilderij Corésus se sacrifie pour sauver Callirhoé. Dit prachtige, maar brave, werk werd door kunstcritici, koningshuizen en kerkelijke instelling gezien als het beste werk dat tot dan toe gemaakt was.

De opdrachten die in het verschiet lagen, leggen een druk op de schouders van Fragonard. Misschien dat hij daarom in plaats van mierzoete voorstellingen, iets deed dat nu tot een van de verrassendste stappen in de kunstgeschiedenis gezien kan worden. Hij schildert, in opdracht van de toneelschrijver Charles Collé, ‘De schommel’. Hierbij zien we een jonge vrouw die op een schommel zit, haar rokken waaien op en de jongeman links kijkt recht tussen haar benen. Links staat een oudere man die ogenschijnlijk niets doorheeft van dit alles. Zelfs het standbeeldje van het engeltje gebaart dat niemand over dit voorval mag praten. Het doek staat ook bekend onder de naam ‘De vrolijke ongelukjes op de schommel’, ‘Les Hasards Heureux de l’Escarpolette’.

De opdrachtgever wil een ondeugend werk van zijn maîtresse op een schommel. Hij vraagt ook of de schommel bewogen kan worden door een bisschop, maar dat gaat de vrome Fragonard toch net een stapje te ver. Dit erotische werk is trouwens nooit bedoeld voor het grote publiek, maar om er privé van te genieten. Het wordt nu gezien als het hoogtepunt van de rococo en als beste werk van Jean-Honoré Fragonard.

Bronnen: Wikipedia. Wallace Collection Londen

NAPOLEON STEEKT DE ALPEN OVER

Wie JACQUES-LOUIS DAVID 1748 – 1825

Wanneer 1801

Waar Parijs

Wat Napoleon steekt over bij de Sint-Bernardpas. Olieverf op canvas

Origineel Galerie Belvedere Wenen

Napoleon steekt de Alpen over, staat ook bekend als Napoleon bij de Sint-Bernardpas of Bonaparte die de Alpen oversteekt. Dit enorme schilderij wordt door Jacques-Louis David geschilderd in opdracht van de Koning van Spanje in een serie van vijf. Het geeft een sterk geïdealiseerde kijk op de echte oversteek die Napoleon en zijn leger in mei 1800 over de Alpen maken.

Het verhaal gaat dat Napoleon met een ezel over de bergpassen wordt geleid, maar dat klinkt natuurlijk niet heldhaftig genoeg. Dus verruilt David dat lastdier voor het edele paard. David en zijn leerling Gros kunnen voor het schilderij maar weinig studies maken. De reden hiervoor is dat Bonaparte niet graag stilzit. Hij is een ongeduldige, ongedurige man die bovendien vindt dat het schilderij een voorstelling moet zijn. We zien hier dus vooral zijn karakter in plaats van zijn echte fysieke verschijning. De volgende passages schetsen mooi hoe Napoleon weigert om te poseren.

Napoleon: “Zitten? Waarvoor dat? Denk je dat de groten uit de oudheid van wie er beelden zijn, daarvoor hebben geposeerd?”

David: “Maar eerste burgerconsul. De mannen die u hebben gezien, die u kennen, zullen een gelijkenis willen vinden.”

Napoleon: “Een gelijkenis? Het is niet de juistheid van de gelaatstrekken, een wrat op de neus die de gelijkenis geeft. Het is het personage dat dicteert wat er moet worden geschilderd. Niemand weet of de portretten van grote mannen op hen lijken, het is genoeg dat hun genialiteit daar woont”.

Geen makkelijk man om te portretteren dus, maar wel een simpele boodschap voor een schilder. Maak het heldhaftig! En dat is precies wat Jacques-Louis David doet.

De schilder is de leidende figuur van het neoclassicisme en daarnaast betrokken bij de Franse Revolutie. In september 1792, als de monarchie wordt afgezworen en Frankrijk is veranderd in een republiek, neemt hij zitting in de Nationale Conventie. Hij sluit zich aan bij de jakobijnen, een groep radicale republikeinen. Hij is samen met onder andere Maximilien de Robespierre en Jean-Paul Marat ondertekenaar van de doodstraf voor Lodewijk XVI. Zijn politiek standpunt zorgt ook voor de ontmoeting met Napoleon en is van 1799 tot 1815 in dienst als zijn schilder. 

Bronnen: Wikipedia

DER WANDERER ÜBER DEM NEBELMEER

Wie CASPAR DAVID FRIEDRICH 1774 – 1840

Wanneer 1818

Waar Dresden

Wat Wandelaar kijkt uit over mistig berglandschap. Olieverf op linnen

Origineel Hamburger Kunsthalle

We zien een eenzaam figuur dat over een zee van mist kijkt naar een woest berglandschap. Omdat we hem vanaf de rug zien, ziet hij precies hetzelfde als wij zien. Zo neemt Friedrich ons mee door zijn romantische droombeeld. De man staat op een donkere rots en heeft een wandelstok in zijn hand. Je kunt je afvragen hoe de man op deze eenzame hoogte is gekomen. Het uitzicht is overweldigend. De in mist gehulde heuvels en bergtoppen zijn imposant.        

Friedrichs landschapskunst stamt af van de veduta-schilderkunst uit de achttiende eeuw. Daar staat vaak een toeschouwer op de voorgrond in een weids achtergrondlandschap. Filosofen van die tijd noemen deze stijl het ‘sublieme’. Enorme natuurtaferelen, eenzame gebergten of onmetelijke oceanen die de toeschouwer het gevoel geven van een religieuze of overweldigende ervaring.

De eindeloze verte en de begrensde standplaats van de afgebeelde persoon geven het idee dat de mens uit een lichaam en ziel bestaat. Het aardse en het goddelijke. Lord Byron, die het sublieme beschrijft, vraagt zich af of bergen, heuvels en wolken geen deel van hemzelf en zijn ziel zijn, net zoals hij een deel van hen is.

Als we het betrekken op Friedrich zelf, dan kan het ook gezien worden als de worsteling die hij voert om zijn emoties te bedwingen. Hij schildert het werk in het jaar waarin hij te maken krijgt met hevige depressies. Waarschijnlijk kwam dit vanwege een voorval uit zijn jeugd waar hij een trauma en enorm schuldgevoel aan overhoudt. Hij zakt op jonge leeftijd door het ijs en wordt gered door zijn oudere broer, die daarbij zelf om het leven komt. 

Caspar David Friedrich wordt geboren in Greifswald als zoon van een molenaar. Zijn opvoeding is  streng, volgens de Lutherse waarden en normen. Al vroeg in zijn leven wordt hij geconfronteerd met de dood van familieleden. In 1781 overleed zijn moeder aan tyfus en hij verliest ook twee zussen en de eerdergenoemde broer.

In 1790 krijgt hij zijn eerste tekenlessen en studeert daarnaast literatuur en esthetica. In plaats van Italië, waar veel kunstenaars heengaan om kennis en ervaring op te doen, gaat hij naar de kunstacademie in Kopenhagen.

Friedrich komt in contact met een kring romantici, waaronder Ludwig Tieck, Novalis, Bernd Heinrich Wilhelm von Kleist en Philipp Otto Runge. In 1810 ontmoet hij Goethe en in 1821 Vasili Zjoekovski.

Friedrich en zijn vriend Philipp Otto Runge hebben onbewust voor een vernieuwing in de beeldende kunst gezorgd. Friedrich is gefascineerd door het mystieke en heeft belangstelling voor het raadsel van het leven. Hij geeft het landschap een ziel en maakt de natuur tot klankbord van menselijke gevoelens.

Tot 1824 maakt hij regelmatig meesterwerken en wordt geroemd om zijn vernieuwede blik op de romantiek. In dat jaar wordt hij benoemd tot professor van de landschapsschilderkunst aan de Dresdener Akademie. Dit wordt hem teveel waardoor hij in 1825 overwerkt raakt en zijn productiviteit sterk afneemt. In 1835 krijgt hij een beroerte waarvan hij slechts gedeeltelijk herstelt,  gevolgd door een tweede beroerte die hem bijna volledig verlamt. Hij overlijdt, zonder iets achter te laten, in 1840 te Dresden.

Bronnen: Wikipedia

Saturno devorando a su hijo

Wie FRANCISCO GOYA 1746 – 1828

Wanneer 1819

Waar Madrid

Wat Saturnus eet zijn zoon. Olieverf op canvas

Origineel Prado Madrid

Dit schilderij behoort tot een van de veertien werken die bekend staan onder de naam ‘dark paintings’. De reden dat het zo vernoemd is, moge duidelijk zijn. Goya schildert hier op huiveringwekkende wijze het verhaal van Saturnus die een van zijn zonen verslindt. Met een krankzinnige, maniakale blik in zijn ogen heeft hij al het hoofd en een deel van de arm opgegeten en staat op het punt om weer toe te happen.

Saturnus is getrouwd met zijn zus Rhea. Zij voorspelt hem dat hij door een van zijn kinderen van zijn troon zou worden gestoten. Om te voorkomen dat hij zijn macht en rijkdommen zou verliezen, eet hij ze op. Maar anders dan het oorspronkelijke verhaal, waar het gaat om pasgeborenen, schildert Goya duidelijk een adolescente man die verslonden wordt.

Samen met de andere dark paintings was dit schilderij niet bestemd voor het brede publiek. Goya hangt ze op in zijn eigen huis. Dit schilderij prijkt, hoe toepasselijk en luguber, naast de eettafel, zodat de gasten die hij uitnodigt er naar kunnen kijken tijdens het eten.

Het is onduidelijk wat Goya bedoelt met dit schilderij. Toont hij zijn eigen sterfelijkheid? Gaat het over zijn eigen vaderschap? Het meest aannemelijk is dat het een reflectie laat zien van de tijd waar in hij leeft. De Spaanse burgeroorlog en Franse invasie waren toonbeelden van waanzin en honger naar macht. Goya zag met eigen ogen de verschrikkingen die voortkwamen uit de ontembare drang van de mens om anderen te onderwerpen. Daarnaast was de 73-jarige kunstenaar ten tijde van dit werk doof en ziek en dat zal ook bijgedragen hebben aan de weinig opbeurende sfeer die hij met dit schilderij oproept.

Francisco José De Goya y Lucientes wordt geboren in Fuendetodos in de provincie Zaragoza. Al snel wordt zijn tekentalent opgemerkt en op 14-jarige leeftijd gaat hij in de leer bij José Luzán y Martinez, een van de belangrijkste plaatselijke kunstenaars. Later wordt hij door Francisco Bayeu onderwezen  en trouwt hij in 1773 met Josefa Bayeu, de zus van Francisco.

Goya is in 1780 al bekend vanwege zijn lidmaatschap van de Real Academia de Bellas Artes de San Fernando. Hij is niet onbemiddeld vanwege enkele goede investeringen en het zou alleen maar beter worden. Hij komt terecht aan het Spaanse Koninklijke hof en wordt in 1786 benoemd door Karel III van Spanje tot “schilder van de koning”. Hij ontwerpt een aantal tapijten en produceert zes bijzondere werken: Lente, Zomer, Herfst, Winter, De Gewonde Metselaar en De Armen Bij De Fontein. De opvolger van Karel III, Karel IV, benoemt Goya in 1789 tot hofschilder.

Vanaf 1808 volgt de Napoleontische overheersing. Goya trekt zich terug in zijn Quinta del Sordo, de villa van de dove. Deze bloedige invasie grijpt hem zeer aan en dat is goed terug te zien in de werken uit die tijd. Zoals de serie etsen, onder de titel Los desastres de la guerra, De gruwelen van de oorlog. En dus ook Saturnus die zijn zoon verslindt.

Bronnen: Wikipedia. The art couch.

THE SLAVE SHIP

Wie JOSEPH MALLARD WILLIAM TURNER 1775-1851

Wanneer 1840

Waar Londen

Wat De verdrinking van slaven. Olieverf op doek

Origineel Museum of Fine Arts Boston

Dit schilderij toont de gruwelijke manier waarop in de 18e eeuw wordt omgegaan met slaven. In 1781 geeft de kapitein van de Zong, een Engels slavenschip, opdracht om 132 slaven overboord te gooien omdat het drinkwater bijna op was. Zodoende hebben ze voldoende water en kunnen ze verzekeringsgeld innen, want dat wordt alleen uitbetaald voor slaven die op een niet-natuurlijke manier sterven.

Er waren in die tijd bewegingen, de abolitionisten, die streden voor de afschaffing van de slavernij en dus bleef deze verschrikking niet onopgemerkt. Er volgt er een rechtszaak die veel aandacht krijgt en het inspireert Turner om het incident op het schilderij Slave Ship af te beelden. Zodoende wordt het schilderij gezien als een politieke oproep tot actie.

Joseph Mallard William Turner, wordt in 1775 geboren in Londen. Zijn talent wordt vroeg ontdekt en op zijn 14e  krijgt hij al lessen aan de Royal Academy of Arts in Londen. Hij staat bekend om zijn romantische landschappen en de stijlvernieuwing die hij brengt. Objecten worden eerder door kleur dan door lijnen aangeduid. De meest opvallende kleuren in dit schilderij zijn het rood van de zonsondergang die het water en het schip binnendringt en het kastanjebruin van de lichamen en handen van de slaven.

Turner is een liberaal met veel interesse voor de actualiteit. Daardoor komt hij in contact met de Britse anti-slavernijverenigingen. Hij wil ook een bijdrage leveren en doet dit in 1828 met The Deluge. Een gravure die hij opdraagt aan de bekende abolitionist John Joshua Proby. En twaalf jaar later met The slave ship.

Bronnen: Wikipedia 

L’ORIGINE DU MONDE

Wie GUSTAVE COURBET 1819- 1877

Wanneer 1866

Waar Parijs

Wat Expliciet realistisch vrouwelijk naakt. Olieverf op doek

Origineel Musée d’Orsay Parijs

L’Origine du monde, de oorsprong van de wereld is, zoals je kunt zien een zeer realistisch schilderij. Courbet bezocht graag prostituees en bracht met dit werk een ode aan die liefhebberij.

Hij schildert vaker naakten, maar dit is verreweg het provocerendste werk. Er wordt in zijn tijd dan ook gechoqueerd gereageerd op al dit bloot. Maar samen met Manet verwerpt Courbet de academische regels van de schilderkunst. De twee tonen haarscherp aan dat ze klaar waren met de geïdealiseerde naakten die alleen in mythologische of allegorische context afgebeeld mochten worden.

Het doek wordt besteld door de Turkse diplomaat Khalil-Bey, die in Parijs woont. Het is bedoeld voor zijn persoonlijke verzameling erotische schilderijen, waar ook De slaap en Het Turkse bad van Ingres onderdeel van zijn. We weten het niet zeker, maar het model is mogelijk de danseres en courtisane Constance Quéniaux, een van de minnaressen van Khalil-Bey.

De Franse kunstschilder Gustave Courbet wordt in 1819 in Ornans bij Besançon geboren. Gustave is de zoon van een boer. In 1840 gaat hij naar Parijs om rechten te studeren, maar van deze studie komt weinig terecht. In plaats daarvan komt hij in de leer bij de succesvolle academieschilder Charles Steuben. Om beter te worden is hij vaak te vinden in het Louvre, waar hij Spaanse, Italiaanse en Hollandse meesters bestudeert.

In een tijd waar classicisme en romantiek de boventoon voeren, wordt zijn realistische stijl als stuitend ervaren. Mensen halen hun neus op voor zijn onbeduidende taferelen op groot formaat doek en van de boeren die het land bewerken.

In 1855 wordt zijn werk geweigerd op een tentoonstelling en dat grijpt Gustave Courbet aan om zelf een tentoonstelling te organiseren, genaamd  ‘Le Réalisme’. Deze expositie wordt door veel  belangstellenden bezocht. Hij vindt dat alle zinvolle kennis afkomstig is van dingen die hij kan zien en ervaren. Daarom schildert hij gewone mensen en alledaagse taferelen. Hij is technisch erg goed en brengt met grote trefzekerheid composities tot leven. Zijn directe manier van schilderen wordt kracht bijgezet door de dik opgebrachte verf in combinatie met het paletmes. Zijn eerste aanzet tot het impressionisme is daarna bewonderd door zijn vakgenoten waarop hij een grote invloed uitoefende.

Courbet blijft zich zijn hele leven verzetten tegen de heersende orde. Zo weigert hij in 1870 het Légion d’Honneur en een jaar later neemt hij deel aan de Commune van Parijs. Die de eerste revolutie voor en door de werkende klasse ontketenen in Parijs. Daarbij wordt het standbeeld van napoleon, de Colonne Vendôme, omvergetrokken. Ondanks zijn kleine rol, krijgt de ‘enfant terrible’ de rekening voor het betalen van de schade, 10.000 francs. Om dit te ontlopen, vlucht hij in 1873 naar Zwitserland. Waar hij in 1877 in La Tour-de-Peilz overlijdt.

Bronnen: Wikipedia. CultuurArchief

Impression, soleil levant

Wie CLAUDE MONET 1840-1926

Wanneer 1872

Waar Parijs

Wat Impressionistisch schilderij van Le Havre. Olieverf op doek

Origineel Musée Marmottan Monet Parijs

Dit is een bijzonder schilderij. Het is namelijk getiteld ‘Impression, soleil levant’, vertaald ‘Impressie, opkomende zon’. Dit is het schilderij waar de kunststroming ‘Impressionisme’ zijn naam aan zou ontlenen. 

We kijken uit op Le Havre tijdens een mistige ochtend, geschilderd in zeer losse verftoetsen, die het onderwerp eerder suggereren dan echt omlijnen. In een blauwachtige mist zien we, naast een klein bootje, nauwelijks de masten van enkele zeilschepen. Op de achtergrond, bijna onzichtbaar in de mist, de kades met kranen en schoorstenen geschetst met enkele verticale en schuine lijnen. De oranje zon, net boven de horizon, tekent een lichtstraal op het water. Monet vangt het vluchtige moment waar land, water en lucht in de nevel nog één lijken te zijn voor het felle daglicht alles scherp zal aftekenen. Hij zou later over de titel zeggen: “Ik had iets in Le Havre gemaakt, vanuit mijn raam, zon in de mist en op de voorgrond een paar masten van schepen… Men vroeg mij om de titel voor de catalogus, het kon echt niet doorgaan voor een uitzicht op Le Havre. Ik antwoordde: “zeg maar impressie…”.

Het werk wordt op 15 april 1874 voor het eerst tentoongesteld in het atelier van de fotograaf Nadar in Parijs. Impressionistische kunst wordt destijds om hun vooruitstrevendheid geweigerd bij gerenommeerde tentoonstellingen, zoals Salon de Paris. Dus organiseert de ‘Groupe des Batignolles’, een groep bevriende impressionisten opgericht door Édouard Manet, tentoonstellingen in hun eigen atelier. De catalogus wordt opgesteld door Edmond Renoir, broer van de beroemde schilder Pierre-Auguste Renoir, die aan ‘Impression’ de subtitel ‘soleil levant’ toevoegt.

De criticus Louis Leroy, vindt het werk nogal vrij geschilderd en eigenlijk niet af. Met de kop ‘De tentoonstelling van de impressionisten’ schrijft hij een venijnig stuk in het satirische blad Le Charivari. Niet wetende dat hij daarmee onbedoeld de naam aan de nieuwe kunststroming geeft. Zoals bij alles wat nieuw is, zijn er nog meer criticasters. bijvoorbeeld Montifaud die spreekt over een “kinderlijk werk van een scholier die voor het eerst wat met verf zit te kladden”.

Oscar-Claude Monet wordt in Parijs geboren in 1840. Hij verhuist, rond zijn 5e, met zijn familie naar Le Havre. Tussen 1861-1862 verblijft hij vanwege zijn militaire dienstplicht in Algerije, waar zijn liefde voor de natuur en landschappen uit voortkomt. Na zijn dienstplicht gaat hij schilderen bij Charles Gleyre in Parijs. In 1867 woont hij, samen met Renoir, bij Frédéric Bazille. Ondertussen wordt in datzelfde jaar zijn eerste zoon geboren uit een relatie met Camille Doncieux. Ongebruikelijk voor die tijd, trouwt het paar pas in de zomer van 1870. Hun huwelijksreis brengen ze door in Trouville, maar vluchten vanwege de oorlog tussen de Fransen en Pruisen naar Londen. Dat doen ze via Nederland, waar hij in de ban raakt van Nederland en vooral Zaandam. Hij zou vaker terugkeren naar Nederland en maakt schilderijen van typisch Nederlandse landschappen, molens en tulpen.

Monet komt daarvoor al, in Noord-Frankrijk, de Nederlandse schilder Jongkind tegen. Als de jonge Monet ziet hoe deze schildert, wordt hij lyrisch en gaat er een wereld voor hem open. Jongkind wordt door velen gezien als de geestelijk vader van het impressionisme. Ze blijven hun leven lang vrienden. In 1879 overlijdt zijn vrouw Camille. Maar intussen leeft Monet ook samen met Alice Hoschedé. Deze verhouding is ook in zijn kringen ongebruikelijk, wat zorgt voor geruchten en verwijdering tussen Monet en zijn collega’s. In 1883 verhuist het huishouden met acht kinderen naar het bekende huis in Giverny, dat beroemd wordt vanwege de tuin waar Monet zo van houdt en die hij eigenhandig aanlegt. In 1911 overlijdt Alice en in 1914 zijn oudste zoon, Jean. Ook krijgt Monet last van grijze staar, waar hij aan geopereerd wordt. Er gaan verhalen dat Monet na de operatie bepaalde ultraviolette lichtgolven kan zien, die normaal tegengehouden worden door de ooglens. Dat zou een bepaald kleurgebruik kunnen verklaren, die vanaf die tijd ontstaat. In 1926 overlijdt Monet op 86-jarige leeftijd aan longkanker. Hij laat zijn bezittingen na aan zijn zoon Michel. Het huis, de tuin en de waterlelievijver schenkt Michel in 1966 aan de Académie des beaux-arts. In 1980 wordt het huis en de tuin voor het publiek geopend.

Monet was tuinier, fijnproever en schilder. Hij laat behalve zijn prachtige schilderijen ook een schitterende tuin en zelfs een kookboek na. Zijn eigengereidheid zorgt ervoor dat hij van alle impressionisten degene is die zich nooit laat verleiden tot een andere stijl, zoals wel gebeurt met zijn vrienden en collega’s. Hij past steeds zijn stijl en methode aan, maar blijft zijn leven lang een echte impressionist. Met als apotheose zijn sixtijnse kapel van impressionisme in Musée de l’Orangerie, die hij vlak voor zijn dood volbracht.

Bronnen: Wikipedia.

Le déjeuner des canotiers

Wie PIERRE-AUGUSTE RENOIR 1841-1919

Wanneer 1881

Waar Parijs

Wat Feestelijke lunch van roeiers. Olieverf op doek

Origineel The Phillips Collection Washington

Dit impressionistische schilderij van Renoir krijgt de Franse titel Le déjeuner des canotiers. Het is een groepsportret van bekenden van de schilder in het restaurant Maison Fournaise te Chatou, aan de noordkant van de Seine, net buiten Parijs. Het is geschilderd met losse, vloeiende penseelstreken en veel aandacht voor kleur, licht en schaduwwerking. De uitstraling in zijn geheel heeft iets vitaals en sensueels.

Om de bedompte stadslucht te ontvluchten trekken Parijzenaren op hun vrije zondagen naar buiten en genieten langs de Seine van het zonlicht en de frisse lucht. Dit wordt nog aantrekkelijker met de aanleg van nieuwe spoorwegen, die je op de achtergrond ziet. Het kost Renoir maar 20 minuten om van zijn atelier naar deze plek te reizen en hij is hier dus vaak te vinden om te schilderen in de buitenlucht.

Het mondaine restaurant La Fournaise te Chatou was in die tijd een bekende ontmoetingsplaats van welgestelde sportmannen, vooral roeiers, en kunstliefhebbers. Renoir kwam graag onder de mensen en genoot ervan om in het gezelschap te zijn van jonge mensen. Impressionistische schilderijen verkochten niet goed in die tijd en Renoir moest het dus hebben van uitnodigingen om op een plek als deze te komen. Hij wordt gelukkig vaak uitgenodigd en betaalt niet zelden met een schilderij. Later zou zijn zoon zeggen dat de uitstapjes een soort van vlucht zijn, weg van het povere schildersleven in Parijs. De lunch die hier is afgebeeld, is net afgelopen en we zien nog wat restanten van de maaltijd. De geportretteerden zijn bekenden van Renoir, maar ook bekend in het Parijs van toen.

Links, hangend tegen de balustrade, staat Alphonse Fournaise junior, zoon van de restauranteigenaar, verhuurder van boten. Geheel rechts, schrijlings over een stoel, zit Gustave Caillebotte, toen nog vooral bekend als kunsthandelaar-mecenas. Beide mannen zijn gekleed in stoere witte roeiershemden. Caillebotte is in gesprek met Angèle Legault, een voormalige prostituee uit Montmartre die een rijke Parijzenaar huwt en zich vervolgens presenteert als een heuse dame. Tussen hen in staat journalist Adrien Maggiolo. Achter Maggiolo staat weer een groepje van drie personen, met actrice Jeanne Samary, schilder Paul Lhote (met lichte hoed) en Pierre Lestringuèz, een vriend van Renoir.

De dame links-beneden, knuffelend met een hondje, is Aline Charigot, Renoirs latere vrouw en model, die hij toen nog maar net kende. In het midden van het doek, met bolhoed zit de oorlogsheld Baron Raoul Barbier, flirtend met Fournaises dochter Louise-Alphonsine. De vrouw rechts achter hem, drinkend aan een glas, is actrice en schildersmodel Ellen Andrée. De man met de hoge hoed op de achtergrond is de vermogende kunsthandelaar en criticus Charles Ephrussi, in gesprek met zijn secretaris, de dichter Jules Laforgue.

Renoir is hier bijna veertig en daarmee ouder dan de afgebeelde personen op het schilderij. Je zou een zeker gevoel van melancholie kunnen ervaren naar de voorbijgaande jeugd. Maar het is nog meer een ode aan het belang van goed gezelschap, goede gesprekken, met goed eten en goede drank.

De vader van Renoir is kleermaker en zijn moeder naaister. Ze vestigen zich in 1845 in Parijs op zoek naar een betere toekomst. Al op zijn twaalfde werkte Renoir als leerling-schilder. Hij schildert decoraties in rococo-stijl op porselein.

In 1862 sluit hij zich aan bij de Atelier Gleyre van Charles Gleyre en maakt kennis met Claude Monet, Alfred Sisley en Frédéric Bazille, Camille Pissarro en Paul Cézanne. Eerder dan zijn mede impressionisten exposeert hij al in 1864 bij Salon de Paris.

De zomer van 1869 zou belangrijk zijn, want dan werkt hij samen met Monet de principes van het impressionisme verder uit. Vanaf de jaren zeventig neemt hij deel aan de tentoonstellingen van de impressionisten van 1874, 1876, 1877 en 1882.

In de loop van de jaren tachtig laat hij de impressionistische stijl achter zich, en begint een zoektocht naar een vastere vorm en compositie. Hij werkt heel precies en nauwgezet, met een koeler en gladder kleurgebruik. Later keert Renoir terug naar de warme kleuren en de vrijere penseelvoering. Hij schildert veel naakten in warm zonlicht.

In 1888 krijgt Renoir te maken met reumatoïde artritis, een vorm van reuma, die zijn vingers verlamden. Ondanks de pijn werkt hij door, met een penseel aan zijn pols gebonden. Kort voor zijn dood, op 78-jarige leeftijd in 1919, bezoekt Renoir het Louvre dat intussen schilderijen van hem in de collectie heeft opgenomen.

Renoir maakt 4019 schilderijen, 105 aquarellen en 530 tekeningen, waarvan 148 pasteltekeningen.

Bronnen: Wikipedia

Vincent Van Gogh 1853 - 1890

Vincent Willem van Gogh wordt in 1853 geboren als zoon van een predikant. Als jonge jongen kan hij uren in de natuur verblijven. Dwalend langs oevers vindt hij bloemen, insecten, maar ook kalmte en troost. Deze toevlucht was nodig voor de romantische jongen, die thuis het menselijk gezelschap mist.

Hij bezoekt de dorpsschool waar de stille, in zichzelf getrokken jongen vanaf wordt gehaald om de volgende 3 jaar thuisonderwijs te krijgen. Volgens zijn ouders zou hij door de omgang met de dorpskinderen te onbehouwen worden. Daarna volgt de kostschool waar hij Frans, Engels en Duits leert. Hij tekent er af en toe, maar van enige talent of passie is nog niets te merken.

In 1866 wordt hij ingeschreven aan de Rijks HBS Koning Willem II te Tilburg. Hij krijgt hier tekenles van de schilder Constant Cornelis Huijsmans. Een uitstekende tekenleraar, maar van enige liefde voor de kunst is van de kant van Vincent ook dan nog niets te bespeuren. Hij houdt zich meer bezig met talen, waar hij goed in is.

Op zijn zestiende in 1869 wordt hij jongste bediende bij het Haagse filiaal van de internationale kunsthandel Goupil & Cie. Waarvan zijn oom, ook een Vincent, oprichter is. Het is in deze periode dat Vincent met zijn broer Theo gaat corresponderen. In 1873 kwam ook Theo in dienst van Goupil & Cie, in het filiaal te Brussel. Dat jaar wordt Vincent overgeplaatst naar het filiaal in Londen. Hier gaat hij naar musea, leest alles wat los en vastzit over kunst, van museumgidsen en tijdschriften tot literatuur en poëzie. Hij bewondert het werk van boerenschilders als François Millet en Jules Breton. Van Gogh wordt verliefd op de dochter van zijn hospita, maar die is al verloofd en Vincent maakt een depressieve periode door. Daardoor verslapt zijn interesse in de kunsthandel en wordt hij ontslagen.

Dan volgt een periode waar hij zich toelegt op het geloof. Hij volgt een theologische opleiding en gaat in 1878 naar Petit-Wasmes in de Borinage waar hij als lekenprediker tussen de mijnwerkers aan de slag gaat. De bittere armoede die hij daar ziet en ervaart zou het verdere verloop van zijn leven bepalen.

In de zomer van 1879 krijgt hij een waterverfdoos opgestuurd door zijn vroegere baas bij Goupil & Co. Hiermee geeft hij kleur aan een eerdere potloodtekening van de cokesfabriek in Flénu. Vincent wordt afgewezen als predikant voor een gemeente waar hij op gesolliciteerd heeft. Hij zou te fanatiek en moeilijk in de omgang zijn. Ondanks alle tegenslagen put hij hoop uit de gedachte dat hij toch wel ergens goed voor zou zijn. Hij ontsnapt aan deze ellendige periode door veel te lezen.

En dan volgt het idee dat hij misschien wel eens een kunstenaarsroeping kon hebben. Hij gaat lezen over anatomie en perspectief en wordt autodidact. Hij laat zich inspireren door schilders als Rembrandt en Millet en zijn eerste tekeningen zijn expressief, eigenzinnig, maar ook wat knullig. Hij maakt, met zijn schetsen onder de arm, een voettocht van 70 kilmeter naar het Noord-Franse Courrières. Hij wil graag zijn tekeningen laten zien aan kunstenaar Jules Breton. Eenmaal voor de deur durft hij niet aan te kloppen, vertrekt en gooit uit frustratie het merendeel van zijn ‘mislukte’ tekeningen weg. Toch laat hij zich niet uit het lood slaan en kiest uiteindelijk in augustus 1880 definitief voor het kunstenaarschap. Al dan niet gesteund met de gedachte dat zijn broer Theo deze keuze toejuicht en hem financieel ondersteunt.

In 1880 gaat Vincent naar Brussel en schrijft zich in op de Académie Royale des Beaux Arts. Hij komt er al na één examen achter dat dit niets voor hem is en weigert nog te gaan. Wat hij hier vooral leert, is hoe het er aan toegaat in de kunstwereld. Vanaf nu beschouwt Vincent zichzelf als avant-gardist en houdt een wrang gevoel over aan de Academie, het kunstonderwijs en kunst in het algemeen.

Vincent raakt bevriend met de jonge schilder Anthon van Rappard, en gaat samen werken in zijn  atelier in Sint-Joost-ten-Node. De vele streepjes in het werk van Van Rappard zou in het latere werk van Van Gogh doorslaggevend zijn. Vanaf nu begint de periode die nog geen 10 jaar beslaat en waarmee Van Gogh tot in lengte der dagen wereldberoemd zou worden.

1881 Vincent komt terug in Nederland en verblijft her en der. Bij zijn ouders in Etten, in Amsterdam, Nieuw-Amsterdam, Eindhoven, Nuenen en den Haag. Hij tekent als een bezetene en leert snel. Vooral het boerenleven van Drenthe trekt hem aan. Eind ’81 gaat 3 weken werken in het atelier van zijn aangetrouwde neef Anton Mauve in Den Haag. Hier doet hij inspiratie op en er ontstaan thema’s als spitters, houtverkopers en aardappeleters. Dat laatste maakt hij In 1885, een maand na het plotselinge overlijden van zijn vader. In datzelfde jaar vertrekt hij naar Antwerpen.

In deze stad raakt onder de indruk van de Japanse prenten en houtsneden, die een grote invloed zouden hebben op zijn latere werken. Al snel voelde hij zich thuis in deze levendige stad met zeemanscafés, kroegen en bordelen. De tekeningen en schilderijen die hij maakt van romantische stadsgezichten en pittoreske straattaferelen zijn tegen verwachting niet populair en hij verkoopt er geen een.

Hij begint zich toe te leggen op het vrouwelijk schoon in de schilderkunst. Hij bezoekt de musea waar meesterwerken van grote Vlaamse Meesters hangen, maar was slechts geïnteresseerd in hoe zij vrouwen lieten zien. Hij beschrijft dit “vrouwelijk vlees” in onbedekte wulpse termen in brieven aan zijn broer Theo. Hij begint ook driftig te zoeken naar naaktmodellen in variététheaters, danscafés en bordelen. Helaas vindt hij, bij gebrek aan geld, niemand die hieraan wilde meewerken. Dankzij wat extra geld dat Theo opstuurt, vindt hij toch een vrouw die wil poseren. Het wordt het Portret van een vrouw met rode haarband. Een schilderij met felle kleuren en hij breekt daarmee met zijn voorgaande donkere werken. 

Rond Kerstmis 1885 voelt Van Gogh zich zwaar neerslachtig en zoekt troost in cafés en bordelen en vervloekt iedereen die hem had afgewezen. In januari 1886 vraagt Theo aan de depressieve Vincent om Antwerpen te verlaten, maar Vincent weigert koppig. Wat hij wel doet was zich weer inschrijven bij Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen. Hij houdt het er nog geen 3 maanden uit, Vincent is niet geboren voor de academies.  

Er wordt bij Vincent syfilis geconstateerd. Het armoedig leven, slechte voeding, drank en te veel roken bezorgen hem koorts, kuchhoesten, maagkrampen en mondpijn. Zijn tanden beginnen te rotten en af te breken. Eind februari 1886 laat hij een derde van zijn tanden uittrekken door een tandarts. Zonder verdoving, behalve wat sterke drank. Hij stuurt nog steeds geruststellende brieven naar zijn broer Theo, maar zijn mooie fantasieën over het Antwerpse leven zijn snel aan het instorten. Hij raakt uitgeput, overwerkt en heeft suïcidale gedachten. Uit deze tijd stamt het olieverfschilderij Kop van een skelet met brandende sigaret. Dit is in feite zijn eerste zelfportret, want zo zag hij zichzelf toen.

Hij verlangt meer en meer naar Parijs en probeert een uitnodiging van zijn broer uit te lokken. Als  zijn smeekbeden niet worden gehoord, stapt Vincent resoluut op de nachttrein naar Parijs, zonder zijn schulden in Antwerpen te betalen. Hij gaat inwonen bij Theo in Parijs, Rue Lepic 54 Montmartre, waar hij een eigen atelier krijgt. Hier werkt hij verder aan zijn artistieke doorbraak. Hij raakt bevriend met Henri de Toulouse-Lautrec en met Émile Bernard, terwijl hij bewondering heeft voor de bloemstillevens van Adolphe Monticelli, de romantische Eugène Delacroix en de allegorische Pierre Puvis de Chavannes.

Belangrijker nog is het contact met het Franse impressionisme, tien jaar na het ontstaan van deze stroming. De reeks “Salons des Impressionnistes” zijn voorbij en Paul Signac, met wie hij vaak schildert in Asnières, worstelt als postimpressionist met het divisionisme. Georges Seurat, Paul Gauguin, Camille Pissarro en Armand Guillaumin behoren tot zijn kennissen. Ook gedurende deze periode werkt Vincent onvermoeibaar hard, ten koste van zijn gezondheid.

De relatie tussen Vincent en Theo komt enige tijd onder druk te staan als blijkt dat Vincent voortdurend met Jan en alleman ruziemaakt. Pas tegen het eind van Vincents verblijf wordt de relatie weer beter en krijgen de broers weer een innige band.

Vincent raakt zo verzwakt in het koude, vieze en grauwe Parijs, dat hij februari 1888 naar het warme Arles verhuist. Hij betrekt het Gele huis en voelt zich euforisch. Hier gaat hij een kunstenaarshuis maken! Hij schrijft Theo brieven: “Onder een zwavelkleurige zon, onder een lucht van zuiver kobalt. Het motief is zo moeilijk! Maar juist daarom wil ik het onder de knie krijgen. Want het is ontzagwekkend, die gele huizen in de zon en dan de onvergelijkelijke helderheid van het blauw.”

Onder de Franse zuiderzon maakt Van Gogh zijn opzienbarendste werken in een waanzinnig tempo, soms meerdere op een dag. Het worden zijn laatste twee levensjaren, waarin hij wordt gekweld door, wat hijzelf noemde, “De stem van de verschrikkelijke luciditeit”. Zijn beroemdste werken dateren uit deze periode, het hoogtepunt in zijn korte loopbaan.

In 1889 laat Vincent zich vrijwillig opnemen in Saint-Rémy-de-Provence. Er wordt een klein atelier ingericht, waarin hij kan schilderen. In dat jaar maakt hij hier ongeveer 150 schilderijen. Het is de tijd van de Irissen, de Seringen, gele korenvelden, olijfbomen en cipressen. Over de geestelijke gezondheid van Vincent zijn verschillende verhalen bekend. Zo zit hij in een kliniek omdat hij met regelmaat omviel. Niet alleen vanwege de drank, maar waarschijnlijk ook vanwege zijn vermeende epileptische aanvallen. Zijn cipressen en Stary Stary Night zouden in dit licht heel goed visuele expressies kunnen zijn, na een epileptische aanval. Hij was hier ook angstig voor, schrijft hij in zijn brieven aan Theo.

Algemeen wordt aangenomen dat Van Gogh zichzelf op 27 juli 1890, 37 jaar oud, in de borst schiet met een revolver. Hij wil zich door het hart schieten, maar maakt een klassieke fout door te denken dat het hart zich ter hoogte van de linkertepel bevindt. Daardoor sterft hij pas 29 juli aan inwendige bloedingen, met Theo aan zijn zijde. Een half jaar later overlijdt ook Theo. Ze zijn beiden begraven in Auvers-sur-Oise.

Er zijn heel wat aannemelijke theorieën over het afgesneden oor en zijn dood.

Wat betreft zijn oor: 

De Duitse kunsthistorici Hans Kaufmann en Rita Wildegans onderzoeken tien jaar lang politierapporten, getuigenverklaringen en brieven. Volgens hen is Paul Gauguin van plan het gele huis in Arles, na een verblijf van twee maanden, te verlaten. Van Gogh zou hem boos achterna de straat op zijn gelopen, waarop een ruzie zou zijn ontstaan en Gauguin uithaalt met zijn degen en daarmee een deel van Van Goghs oor afhakte. Daarna zouden ze hebben afgesproken hierover te zwijgen: Gauguin om strafvervolging wegens het toebrengen van letsel te ontlopen en Van Gogh om de vriendschap te behouden. Dit wordt ondersteund met de laatste brief van Van Gogh aan Gauguin. Daarin schrijft hij: “Jij bent stil, ik zal het ook zijn.”

Vaker wordt beweerd dat Van Gogh aan tinnitus lijdt en uit frustratie zelf een stuk van zijn oor snijdt. Vervolgens zou Van Gogh zijn oor aan een prostituee hebben geven en terug naar huis zijn gegaan. Lange tijd wordt gedacht dat Van Gogh alleen zijn oorlel afsnijdt. Uit een brief met schets van de arts Felix Rey, blijkt dat Van Gogh vrijwel zijn hele oorschelp afgesneden had.

Wat betreft zijn dood:

De Amerikaanse kunstkenners Steven Naifeh en Gregory White Smith concluderen in hun biografie Van Gogh: The Life, dat Van Gogh geen zelfmoord heeft gepleegd, maar dat het dodelijke schot moet zijn gelost tijdens een onduidelijk voorval met een groepje opgeschoten jongens die Van Gogh al dagen hinderlijk volgen. De oudste van hen zou een pistool van zijn vader hebben gekregen. Zij wijzen er in dit verband op dat het vuurwapen nooit is gevonden, en uit het medisch rapport blijkt dat de schootsafstand minstens 5 meter moet zijn geweest. Verder wordt het pistool van schuin boven de linkerborst afgevuurd, wat een onwaarschijnlijke positie is voor een rechtshandige zelfmoordenaar.

Bronnen: Wikipedia. Van Gogh Museum Amsterdam

DE WEVER

Wie Vincent Van Gogh 1853 – 1890

Wanneer 1883

Waar Nuenen

Wat Thuiswever in actie. Potlood, krijt, houtskool, pen, zwarte inkt , waterverf op aquarelpapier

Origineel Kröller-Müller Museum Otterlo

Al in de tijd dat Vincent in de Belgische mijnstreek huist, raakt hij geboeid door de wevers. Hij kent maar weinig schilderijen met dit onderwerp en vermoed daarom dat ze goed verkoopbaar zijn. In Nuenen, waar hij in zijn jeugd woont, werken veel thuiswevers.

Hij schrijft in 1880 aan Theo: “…en ik voel voor hen een grote sympathie en zou me gelukkig prijzen als ik ze op een dag zou kunnen tekenen.”  Dat zijn beeld van een wever nogal romantisch was, blijkt uit dit citaat: “… de andere met een dromerige blik, bijna mijmerend, bijna een slaapwandelaar, dat is de wever.”

Als Van Gogh in 1883 weer tijdelijk in Nuenen woont, komt het er van. Hij maakt de eerste twee studies bij een wever die hij vaker bezoekt. Hij maakt in totaal 28 werken van wevers en is over elf zo tevreden zijn dat hij ze signeert. Ondertussen blijft er van het romantische beeld niet veel meer over als hij achter het armoedige bestaan van de wever komt. Ze werkten van ’s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat in kleine vochtige kamers, waar geen tijd is om te praten en je alleen het spookachtige hout op hout gekletter hoort van het weefgetouw.

Zo’n weefgetouw vult bijna het hele beeld in de kleine kamertjes. Van Gogh schenkt veel aandacht aan het zorgvuldig weergeven van het werktuig. Dit bleek lastig, “omdat men in de kleine vertrekken zijn afstand niet kan nemen om ’t getouw te teekenen…”, schrijft hij.

Bronnen: Wikipedia. Van Gogh museum Amsterdam. Vincentre, Gerard Netten, Nuenen

ZELFPORTRET MET GRIJZE VILTHOED

Wie Vincent Van Gogh 1853 – 1890

Wanneer 1887

Waar Parijs

Wat Zelfportret. Olieverf op katoen

Origineel Van Gogh Museum Amsterdam

Van Gogh schildert dit zelfportret in de winter van ‘87-‘88, als hij al bijna twee jaar in Parijs woont. Het werk laat zien dat hij de stippeltechniek van de pointillisten bestudeert en op zijn eigen, originele manier toepast. De streepjes verf zijn in verschillende richtingen geplaatst. Ze volgen de omtrek van zijn hoofd en vormen zo een soort aureool.

Dit schilderij is een van zijn meest gedurfde Parijse kleurexperimenten. Met lange verfstreken plaatst hij de complementaire kleuren naast elkaar: blauw en oranje in de achtergrond, rood en groen in de baard en de ogen. De kleuren versterken elkaars werking. Door het verkleuren van het rode pigment zijn de paarse verfstreken nu bijna blauw, waardoor het contrast met het geel minder sterk is.

Bronnen: Van Gogh Museum Amsterdam. Wikipedia

ZONNEBLOEMEN

Wie Vincent Van Gogh 1853 – 1890

Wanneer 1888

Waar Arles

Wat Stilleven van zonnebloemen. Olieverf op doek

Origineel National Gallery Museum Londen

Waarschijnlijk de beroemdste en zonnigste expressie van Vincent uit zijn periode in Arles. Deze op en top Provençaalse zonnigheid wordt nog eens extra benadrukt door de enige kleur die hij gebruikt. Geel “En niets anders”. In totaal schildert hij vijf grote doeken van zonnebloemen in een vaas, met drie tinten geel.  En zo laat Vincent zien dat je een krachtig schilderij kan maken met veel varianten van maar één kleur.

Voor Van Gogh hadden zijn schilderijen van zonnebloemen een speciale betekenis. Ze drukken “Dankbaarheid” uit, schrijft hij. De eerste twee hangt hij in de kamer van zijn vriend Paul Gauguin, die een tijdje bij hem komt wonen in het Gele Huis in Arles. Gauguin is onder de indruk van de zonnebloemen, die volgens hem “Helemaal Vincent” zijn. Van Gogh heeft tijdens het verblijf van zijn vriend al een nieuwe versie geschilderd en later vraagt Gauguin er een cadeau. Omdat ze onenigheid kregen, voelde Vincent daar niet veel voor. Wel maakt hij nog twee studies die ergens anders terecht komen.

Bronnen: Wikipedia. Van Gogh Museum Amsterdam

 

CAFÉTERRAS BIJ NACHT

Wie Vincent Van Gogh 1853 – 1890

Wanneer 1888

Waar Arles

Wat Schilderij van een café op Place du forum in Arles. Olieverf op doek

Origineel Kröller-Müller Museum Otterlo

Van Gogh heeft al een tijd de wens om een nachtschilderij maken. En dan niet een op de manier waarop het al zo vaak is gedaan door zijn vakgenoten, in zwarte en grijze tonen. Maar juist met een veelheid van kleuren. Hij doet dit ter plekke in het donker, terwijl het terras verlicht is door een gaslantaarn. Zo krijgt hij precies de kleuren die zo kenmerkend zijn voor de nacht.

Wat het meest in het oog springt, is het krachtige contrast tussen de warme gele, groene en oranje kleuren onder de luifel en het diepe blauw van de sterrenhemel, dat nog wordt versterkt door het donkerblauw van de huizen op de achtergrond. Van Gogh is tevreden over het effect: “Ik geloof dat het overvloedige gaslicht, dat immers geel en oranje is, het blauw sterker doet uitkomen.”

Aan zijn zus Wil schrijft hij enthousiast: “Ik ben bezig met een nieuw schilderij van een café bij nacht. Op het terras zijn kleine personen van drinkende mensen. Een grote gele lantaarn verlicht het terras, de straat heeft paarse tinten. De gevels van de huizen en een blauwe lucht met sterren en met een groene boom. Het is een nachtschilderij geworden zonder zwart maar met blauw en paars en groen en felle groene tinten en citroengeel. Ik vind het heerlijk om dit gelijk op de plaats te schilderen. Normaal maak ik eerst een tekening of schets maar nu wilde ik het meteen schilderen.”

Schilderijen van Van Gogh lijken misschien niet zo precies, maar ze zijn het wel. Hij bestudeert alles goed en tekent precies. Zo blijkt later, uit sterrenkundig onderzoek, dat hij de sterrenconstellatie precies geschilderd heeft, zoals die er in de nacht van 16 of 17 september 1888 uitzag.

Vincent Van Gogh brengt zijn nieuwe impressies over het zuiden van Frankrijk naar voren op dit schilderij. De stijl van het schilderij is typisch Van Gogh met zijn warme kleuren en perspectief. Dit is het eerste werk waarin hij een sterrenhemel als achtergrond schildert. Hij zou dit later die maand herhalen in Sterrennacht boven de Rhône en ook in een Portret van Eugene Boch.

Bronnen: Kröller-Müller Museum. Wikipedia

RODE WIJNGAARD

Wie Vincent Van Gogh 1853 – 1890

Wanneer 1888

Waar Arles

Wat Aanblik van de druivenoogst. Olieverf op doek

Origineel Poesjkinmuseum Moskou

Dit is het enige schilderij dat Vincent ooit verkocht heeft. We zien de druivenpluk in de najaarszon van 1888 in Arles. Een nieuw tafereel voor van Gogh en door de Fransen gekenmerkt als ‘vendange tardive’, de ‘late oogst’. Omdat Vincent er wel eerder van gehoord had en er zich toen een beeld van vormde, zie je dat terug in deze idyllische en geïdealiseerde weergave. Dat hij erg onder de indruk is van dit tafereel, lees je terug in zijn brief aan Theo: “O prachtige zon van de hoogzomer. Ze beukt op mijn hoofd en ik twijfel er niet aan dat het mij een beetje gek maakt”. Kort daarna zou hij zijn oor verliezen.

Van Gogh schildert de scène op 5 november 1888 in zijn atelier, helemaal vanuit zijn geheugen. Hij heeft die avond daarvoor een wandeling door de wijngaarden gemaakt. Het werk is binnen een dag voltooid, na een forse krachtsinspanning waarover hij schrijft in zijn brieven: “Ach, mijn studie van de wijngaard – bloed en tranen heb ik erop gezweet, maar ’t is me gelukt”. Het doek wordt gezien als tegenhanger in kleurcontrasten voor De groene wijngaard, dat Van Gogh kort daarvoor maakt.

Zijn haast dwangmatige focus voor ritmes in de natuur, is typerend voor Van Goghs latere werk. Hij laat geen pijnlijke ruggen zien, of vermoeide, afgematte gezichten, verouderd door jaren van zwoegen in de zon. Zijn oogsters baden in het gloedvolle licht van een ondergaande namiddagzon, ogenschijnlijk in volledige harmonie met de omgeving. Geschilderd in snelle, brede, stroken ontstaat een expressieve, afgewogen kleurencompositie. Contrasterende felle rood- en geeltinten zijn dominant. Het exorbitante kleurgebruik is typerend voor vrijwel al het late werk van deze meester.

Bronnen: Wikipedia. Van Gogh Museum Amsterdam

IRISSEN

Wie Vincent Van Gogh 1853 – 1890

Wanneer 1889

Waar  Saint-Rémy-de-Provence

Wat Stilleven van Irissen. Olieverf op doek

Origineel J. Paul Getty Museum Los Angeles

Dit is een van de eerste schilderijen die Vincent maakt als hij zich in 1889 vrijwillig laat opnemen in het St.-Paul-de-Mausole gesticht in Saint-Rémy-de-Provence.

De Irissen schildert hij in de tuin ten zuiden van de mannenverblijven. Dit is de enige plek buitenshuis waarvoor Vincent toestemming krijgt om te werken tijdens zijn eerste maand van opname. Het doek is een symfonie van levendige kleuren met de prachtige violette bloembladen van de irissen die uitsteken boven de vruchtbare rode bodem en de helder oranje goudsbloemen op de achtergrond.

In mei 1889 schrijft Van Gogh aan zijn broer Theo: “Heb je de kist met schilderijen ontvangen? Ik ben benieuwd of zij te lijden hebben gehad. Ik werk aan twee andere schilderijen—violette irissen en een struik seringen, beide onderwerpen uit de tuin”. Later, in dezelfde brief schrijft Vincent aan zijn schoonzus Johanna over de omstandigheden in het gesticht: “Hoewel hier sommige patiënten zeer ernstig ziek zijn, zijn de angst en vreselijke waanzin waaraan ik aan leed al voor een groot deel minder geworden. En hoewel je hier voortdurend vreselijk geschreeuw en gehuil hoort zoals beesten in een stal, ondanks dat leren de mensen elkaar heel goed kennen en ze helpen elkaar wanneer ze weer een aanval krijgen. Als ik in de tuin werk, komen ze allemaal kijken en ik verzeker je dat zij over de discretie en goede manieren beschikken om mij met rust te laten—meer dan de brave burgers van Arles, bijvoorbeeld.”

De voltooide Irissen gaan naar Theo in Parijs en uit de brief die hij Vincent terugstuurt, zegt hij: “Ik moet je ook nog vertellen dat de Salon des Indépendents is geopend en dat twee van jouw schilderijen, de ‘Irissen’ en ‘Sterrennacht’, daar aanwezig zijn. Het laatste is slecht opgehangen omdat je niet voldoende afstand kunt nemen omdat de ruimte erg smal is, maar het andere schilderij maakt een uitzonderlijk goede indruk. Ze hebben het op de smalle wand van de zaal gehangen en het is goed op afstand te zien. Het is een prachtige studie, vol van lucht en leven.”

De journalist Léon Daudet is aanwezig op die tentoonstelling en schrijft: “Hoewel het al lang geleden is, zie ik het nog zo voor me. Monet in gesprek met Mirbeau over die andere beroemde schilder, Vincent van Gogh, over het pad met irissen, een doek dat in de nerveuze blond behaarde handen van Mirbeau schitterde in al haar pracht. “Hoe kan een man, zei Monet, die zoveel hield van bloemen en licht en ze zo goed weergaf, hoe speelde hij het klaar om toch zo ongelukkig te zijn?”

Zelf zegt Vincent, in een brief aan Theo, over dit schilderij dat het “De bliksemafleider voor mijn ziekte is”.

In 1987 werd dit schilderij verkocht voor AUS$ 54.000.000. het hoogste bedrag dat tot dan toe voor een schilderij was betaald. 

Bronnen: Wikipedia. Vggallery.com

MOERBEIBOOM

Wie Vincent Van Gogh 1853 – 1890

Wanneer 1889

Waar Saint-Rémy-de-Provence

Wat Moerbeiboom in de nacht. Olieverf op doek

Origineel Norton Simon Museum Pasadena

Ook dit schilderij stamt uit de periode dat Van Gogh zich vrijwillig laat opnemen in het St.-Paul-de-Mausole gesticht in Saint-Rémy-de-Provence. 

Daar wordt zijn werk nog intenser, obsessiever dan het al was in Arles. Het evolueert van de hallucinerende kleuren naar steeds krachtiger penseelvoering en royaler aangebrachte verf. In dit schilderij zijn de vlammende bladeren van de moerbeiboom, de ruisende kobaltblauwe lucht en de heuvels zo rijk geschilderd, dat het oppervlak van het schilderij een soort reliëf sculptuur wordt. Uit latere brieven aan zijn broer en zus blijkt hoe blij hij is met dit werk, dat hij beschouwt als zijn beste tot dan toe.

Bronnen: Norton Simon Museum Pasadena

AMANDELBLOESEM

Wie Vincent Van Gogh 1853 – 1890

Wanneer 1890

Waar Saint-Rémy-de-Provence

Wat Amandelbloesem tegen blauwe lucht. Olieverf op doek

Origineel Van Gogh Museum Amsterdam

Dit schilderij is een cadeau van Vincent voor Theo en Jo, zijn broer en diens vrouw, vanwege de geboorte van hun zoon. Theo schrijft hier liefdevol over: ‘Zoals we je hebben gezegd, vernoemen we hem naar jou en ik spreek de wens uit dat hij even vasthoudend en even moedig wordt als jij.’ Hierop schildert Van Gogh een van zijn lievelingsonderwerpen: grote bloeiende takken tegen een blauwe lucht. Omdat de amandelboom al vroeg in het voorjaar bloeit, staat het een symbool voor nieuw leven.

Zoals bekend, is Vincent in zijn Parijse periode verslingerd geraakt aan Japanse prenten. Hij koopt er velen en hangt die overal in zijn appartement op ter inspiratie. Hij is gek op de natuurlijke onderwerpen, de scherpe omlijningen en de plaatsing van de onderwerpen in het vlak, zoals de Japanners dat doen. Hierdoor geïnspireerd, maakt hij dit schilderij voor zijn jonge naamgenoot.

Het is niet verwonderlijk dat het voor de familie Van Gogh altijd het meest dierbare werk is gebleven. Vincent Willem zou later het Van Gogh Museum oprichten.

Bronnen: Van Gogh Museum Amsterdam. Wikipedia

RODE BOOM HUIS

Wie Léo Gausson 1860- 1944

Wanneer 1890

Waar Parijs

Wat Rode boom bij huis. Olieverf op doek

Origineel Onbekend

Over dit schilderij is weinig terug te vinden. Wel is heel duidelijk te zien dat Léo Gausson zich hier laat inspireren door Vincent van Gogh. Hij is een groot bewonderaar van hem. Op de tentoonstelling van de Artistes Indépendants van 1888 hangen hun werken naast elkaar en wil Léo graag een werk ruilen met Vincent. Maar vanwege de vroegtijdige dood van Vincent gaat de ruil niet door. Als Gausson later daarover een brief schrijft aan Theo van Gogh, lukt het hem toch om een werk te ruilen. 

Léo Gausson wordt geboren in Lagny-sur-Marne op 14 februari 1860. Hij maakt al vroeg kennis met kunst in het atelier van Eugène Froment, een vriend van de familie. Hij begint met het bestuderen van de beeldhouwkunst, maakt daarna kennis met grafiek, maar vindt uiteindelijk zijn roeping in de schilderkunst. Via Antoine Cortès maakt hij kennis met het realisme van De school van Barbizon,   maar hij is tegelijkertijd ook geïnteresseerd in de moderne impressionisten. In het atelier van Froment maakt hij kennis met Maximilien Luce en Cavallo-Péduzzi die hem beïnvloeden in de richting van het neo-impressionisme. Hij frequenteert het artistieke milieu in Parijs en raakt bevriend met onder meer Émile Bernard, Paul Signac en Camille Pissarro en diens zoon Lucien Pissarro.

Hij is zijn hele leven bezig met zich te vernieuwen en schildert zijn eigen stijl, die vaak verandert. Gausson houdt zich niet aan de heersende regels en doet vooral wat hij zelf mooi vindt. Hij laat zich wel inspireren door diverse kunstenaars, zoals Gauguin en Les Nabis. Zijn collega’s en kunstvrienden zijn enthousiast over zijn werken, maar bij het publiek vindt hij weinig erkenning. Rondkomen van zijn schilderijen lukt hem dus niet. Van 1901 tot 1908 gaat hij voor koloniale zaken werken in Frans-Guinee. Hij zou de eerste zijn die schilderijen uit die regio meebrengt naar Frankrijk. Als hij terugkomt woont hij tot 1914 in Brie, Bretagne. De werken uit die tijd kenmerken zich door intense kleuren en samengestelde kleurvlakken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt hij prefectuur van de politie en vanaf 1920 is hij werkzaam bij de Censure cinématographique, de filmkeuring. Hij heeft het schilderen dan volledig opgegeven.

Hij woont op het einde van zijn leven in Parijs. Het toeval wil dat hij overlijdt als hij bij zijn neef op bezoek is in Lagny-sur-Marne, zijn geboorteplaats.

Bronnen: Wikipedia

LA DANSE AU MOULIN-ROUGE

Wie Henri de Toulouse-Lautrec 1864-1901

Wanneer 1890

Waar Parijs

Wat Cancan danseres in de Moulin-Rouge. Olieverf op doek

Origineel Philadelphia Museum of Art

Dit post-impressionistische werk is oorspronkelijk geschilderd als reclamemateriaal voor de nieuw geopende Moulin-rouge, die te maken had met concurrentie van het nabij gelegen Elysee Montmartre.

Centraal op de dansvloer, met de rode kousen, staat de populaire danseres Louise Weber afgebeeld terwijl ze de cancan danst. Weber had de bijnaam “La Goulue”, de gulzige, omdat ze altijd een onstilbare honger heeft. Als Lautrec haar leert kennen, gebruikt hij haar vaker als model.

Op ‘Dans in de Moulin Rouge’ zien we behalve La Goulue ook andere vrienden van Lautrec. Links van La Goulue staat haar danspartner Venetin-le-Desosse. Op de achtergrond, aan de bar, staat de witgebaarde Ierse dichter William Butler Yeats. Tussen La Goulue en de in het roze geklede vrouw op de voorgrond, staan de illustrator Verney en de fotografen Guilbert en Sescau. Ook aanwezig zijn de kunstschilders Marcellin Desboutin en Francois Gauzi. Een beetje links achteraan zien we ook nog Jane Avril, in haar zwarte cape, die net een relatie met Lautrec was begonnen.

Het meest vernieuwende in het werk van Lautrec is de grote vrijheid en de directheid van het schilderen. Om dit te bereiken moet hij in werkelijkheid heel doordacht te werk gaan. Dat zie je pas als je lang en goed kijkt naar het geraffineerde spel van complementaire kleuren en de positie van de figuren die zo zijn gerangschikt dat er een krachtige dieptewerking ontstaat. Je wordt als kijker uitgenodigd om het schilderij te betreden, samen met de boemelende toeschouwers.

Lautrec is een frequent bezoeker van de Moulin Rouge en heeft er een vaste tafel, die zo staat dat hij de zaal goed kan overzien en het juiste perspectief heeft. Als Lautrec Dans in de Moulin Rouge voor het eerst exposeert in Salon des Indépendants in 1890, zorgt de onverbloemde weergave voor veel kritiek. Het nachtleven in Parijs als onderwerp geeft aanleiding tot veel negatieve kritiek in de toenmalige pers: “Onstuimige furies die met opgeheven rokken ronddraaien voor een paar perverse mannetjes uit de buitenwijken.” Uiteindelijk leidt de ophef alleen maar tot meer bezoek in de nachtclubs van Montmartre.

Henri Marie Raymond graaf de Toulouse-Lautrec-Monfa wordt in 1864 geboren in kasteel Malromé. Zijn vader, graaf Alphonse-Charles, is een heerszuchtig, eigenzinnig edelman met drie grote liefhebberijen: de jacht, paarden en lekker eten. Henri’s moeder, Adèle-Marquette Tapié de Céleyran, is de nicht van Alphonse en trouwt met hem om de verdeling van het erfgoed veilig te stellen. Iets dat binnen de Europese adel vaak gebeurt in de 19e eeuw. Helaas heeft dat ook een keerzijde en dat is duidelijk aan Henri te zien. Zijn beenderstelsel is broos door pyknodysostose. Deze mismaaktheid is het gevolg van inteelt. Als het echtpaar een tweede zoon krijgt, sterft deze al binnen een jaar.

Nog voor Henri’s geboorte hebben zijn ouders de opvoedingstaken verdeeld. De eerste jaren zou de kleine Henri naar traditie toebedeeld worden aan zijn moeder, en daarna zou zijn vader de opvoeding voortzetten. In de praktijk loopt dit anders want de graaf schaamt zich voor zijn mismaakte, dwergachtige zoon en weigert zich met hem te vertonen. Bovendien scheidt hij van Adèle als Henri nog geen vier jaar oud is. Op zijn 8ste gaat Henri met zijn moeder in Parijs wonen en gaat hij naar het Lycée Fontanes. Hij wint veel kunstprijzen en behoort tot de beste leerlingen. Hij schetst ruiters, paarden, ridders en koetsen aan de zijkant van zijn taalschriften.

Vanwege zijn zwakke gezondheid wordt hij van school gehaald als hij tien jaar is. Terug in Albi studeert hij thuis, maar het gaat niet van harte. Als gevolg van zijn botziekte breekt hij in 1878 zijn linker dijbeen en begint te hinkelen. Wat waarschijnlijk ervoor zorgt dat hij ook zijn rechter dijbeen breekt. Hierdoor stopt de groei van zijn benen op zijn 13e als hij 1,50 meter is. De erfelijke ziekte die hij heeft, zorgt trouwens voor meer problemen. Zijn armen zijn te kort en hij heeft felrode en getuite lippen met een veel te grote tong. Daardoor lispelt en kwijlt hij voortdurend. Zijn bijziendheid zorgt ervoor dat hij een bril moet dragen en omdat zijn voorhoofdsfontanel niet is dichtgegroeid, moet hij in alle omstandigheden, binnen en buiten, goed of slecht weer, een hoed dragen.

Als hij 17 is gaat hij zich volledig toeleggen op het schilderen. Na twee leermeesters vormt hij met een paar kunstenaars een groep onder leiding van Frédéric Cormon. Bij deze laatste werkt hij mee aan de illustraties voor de derde reeks van Victor Hugo’s poëtisch epos ‘La Légende des siècles’. Daar leert hij de schilder Emile Bernard kennen, die hem wijst op de kunst van Paul Cézanne, Edgar Degas, Édouard Manet en Auguste Renoir, Francisco Goya en Diego Velázquez.

In 1884 verhuist Toulouse-Lautrec naar een studio in Montmartre, die de volgende dertien jaar zijn thuisbasis vormt. Hij bezoekt regelmatig Le Chat Noir waar zo’n beetje alle intellectuelen, schrijvers en kunstenaars van Parijs komen. Hij ontmoet Victor Hugo, Émile Zola, Alphonse Daudet en vele anderen. In het nachtelijk leven van de stad vind Toulouse-Lautrec de vrijheid om te schilderen wat hem boeit: het leven zelf, de mensen die hem interesseren in een omgeving die hij kent. Hij schildert situaties die pas opbloeien bij kunstlicht. Volledig in tegenstelling met de dan geldende principes van het impressionisme, waar de effecten van het licht in het landschap gezocht worden. Voor die tijd is zijn werk ongewoon en gewaagd en krijgt hij te maken met harde kritiek. Maar hij schildert en tekent er onverstoorbaar op los.

Vincent van Gogh komt in het voorjaar van 1886 naar Parijs en raakt bevriend met Toulouse-Lautrec. Beiden hebben hun intense liefde voor het leven en hun frustraties gemeen. Toulouse-Lautrec weet  zich, met zijn bijtende humor en ironische verachting voor het lot, staande te houden. Terwijl Van Gogh zwaarmoedig op de tragedie van het leven broedt. In 1887 tekent Toulouse-Lautrec Vincents portret: een expressieve pastel van een man die drie jaar later sterft.

De eerste schilderstijl van Toulouse-Lautrec is impressionistisch. Maar wordt door zijn stijl gezien als een voorbode van het expressionisme en de art nouveau. Met verticale, dunne verfstrookjes tekent hij meer dan hij veegt met zijn penseel en brengt met deze toets vibratie en leven in zijn schilderijen. Als hij heviger gaat leven, onder andere in Montmartre, neemt het belang van de expressie toe en wordt de impressie daaraan ondergeschikt gemaakt. Hij gebruikt ook karton om met het bruine en ruwe oppervlak zijn expressieve compositie kracht bij te zetten. Hij experimenteert veel met materialen, technieken en verfsoorten.

In de reclameaffiches die hij in 1890 begint te maken, is visuele eenvoud noodzakelijk. Zowel voor de techniek als voor de commerciële functie van de afbeelding. Hij experimenteert met  kleurenlithografie en maakt dit tot een van de belangrijkste kunstvormen van de 19e eeuw. Het is Toulouse-Lautrec die de lithografie zowel als kunstvorm en technisch verbetert. Hij laat met deze kunstwerken niet alleen de rosse buurt aan bod komen, maar ook de wielrennerij, autosport, het theater, boeken en tijdschriften.

Henri Toulouse Lautrec. De man met een fysieke groeistoornis aan de benen maar dat geldt niet,  volgens de verhalen van de vele prostituees, voor wat er tussen hing. Bovendien is hij rijk en geeft graag en veel uit. Hierdoor wordt hij door de Parijse hoertjes warm onthaald. Soms verblijft hij een tijd in een bordeel en schildert de dames zoals ze zijn terwijl ze zich wassen, aankleden, eten, wachten in de salon, in de spiegel bekijken en elkaar liefkozen. Hij trouwt nooit, kan liefde en seks goed scheiden en heeft ontelbaar veel verhoudingen. 

Toulouse-Lautrec werkt vaak ’s nachts tot in de vroege ochtenduren, waarna hij rustig een drukkerij binnenstapt en aan een litho begint. Zijn chronisch gebrek aan nachtrust gaat gepaard met alcoholmisbruik. Bovendien lijdt hij aan syfilis en is er eind 1898 lichamelijk en mentaal slecht aan toe. Hij is opgewonden en prikkelbaar, zijn gezicht bleek en pafferig en zijn handen trillen onophoudelijk. Vanwege zijn verwarde zinnen, vreest men dat hij krankzinnig aan het worden is. Hij heeft een verpleger die hem van de drank moet afhouden, maar die drinkt er samen met hem lustig op los. In maart 1899 krijgt hij een aanval van delirium tremens en geeft zijn moeder toestemming om hem te laten opnemen in de inrichting van dr. Semelaigne bij Neuilly. Op 20 mei mag hij de kliniek verlaten, maar drinkt na twee maanden weer net zoveel. Wat later verlaat hij Parijs en vestigt zich te Le Havre, waar het Engelse barmeisje Dolly hem inspireert en opnieuw een werkwoede in hem aanwakkert. In 1900 vertoont Toulouse-Lautrec opnieuw tekenen van een dreigende instorting. In 1901 keert hij naar Parijs terug, stelt orde op zaken, rangschikt zijn doeken, schetst in zijn atelier en zet signaturen en monogrammen. Deze opleving duurt niet lang, want in augustus van hetzelfde jaar krijgt hij een beroerte. Zijn moeder neemt de halfverlamde Toulouse mee naar het familieslot Malromé, waar hij een maand later sterft. Volgens sommige bronnen is zijn vader afwezig op de begrafenis, anderen zeggen dat hij er wel was maar een opschudding veroorzaakt door de lijkwagen zo hard te laten rijden, dat de rouwstoet niet kan volgen.

Bronnen: Wikipedia

NAFEA FAA IPOIPO

Wie PAUL GAUGUIN 1848 – 1903

Wanneer 1892

Waar Tahiti

Wat Portret van twee jonge vrouwen op Tahiti. Olieverf op linnen

Origineel Privé Collectie Qatar

Nafea faa ipoipo toont twee dicht bij elkaar op de grond zittende vrouwen. Achter hen het heuvelachtige landschap van Tahiti. Onder de rechtervoet van de voorste vrouw staat de titel van het schilderij, wat betekent: “Wanneer ga je trouwen?”. Het is onduidelijk of dit voor de voorste of juist achterste vrouw geldt. Maar zoals vaker, gebruikte Gauguin onbeantwoorde vragen als titel voor zijn werken. De vrouwen dragen traditionele kleding en hebben een witte bloem in het gitzwarte haar, de Tiaré tahiti. Dat staat symbool voor de onschuld en vrouwen gaven daarmee aan beschikbaar te zijn voor het huwelijk.

Gauguin maakt in 1866 een wereldreis van dertien maanden en wil daarna niets liever dan in de tropen gaan werken. Hij raakt nog enthousiaster als hij tijdens de Parijse Wereldtentoonstelling van 1889 verhalen, voorwerpen en afbeeldingen uit Frans-Polynesië ziet. In 1891 voegt hij daad bij woord en reist voor de eerste keer naar Tahiti, waar hij tot 1893 blijft. Tahiti is helaas niet zo paradijselijk als hij voor ogen had. De kolonisatie heeft veel traditionele gebruiken en leefwijzen om zeep geholpen. Toch maakt hij een indrukwekkende hoeveelheid exotische werken tijdens zijn verblijf op het eiland. Qua stijl sluiten de werken aan bij de cloisonnistische techniek die hij in Pont-Aven heeft ontwikkeld. Zijn primitieve manier van schilderen is nieuw voor Europa en slaat ook niet direct aan bij het brede publiek. In 1895 reist hij opnieuw naar Tahiti.

Eugène Henri Paul Gauguin wordt in 1848 in Parijs geboren. Zijn werk wordt gekenmerkt als post-impressionistisch en na 1891 als symbolistisch. Hij werkt eerst in de koopvaardij en later bij de Franse marine. Daarna komt hij in aanraking met de beurs- en bankwereld via zijn voogd Gustave Arosa. Gauguin trouwt in 1873 met de Deense Mette Sophie Gad. Hij wordt een succesvolle beursmakelaar, kunstverzamelaar en zeer verdienstelijk impressionistisch amateurschilder.

In 1882 stort de beurs in en gaat hij naar Kopenhagen om als vertegenwoordiger van een Franse textielfabrikant te werken. Dit bevalt hem niet en hij wil liever fulltime gaan schilderen. Na een  mislukte tentoonstelling van zijn werk in Denemarken, keert hij in 1885 terug naar Parijs. Omdat hij zijn vrouw en kinderen niet kan onderhouden, blijven zij achter in Denemarken bij de familie van Mette.

Paul Gauguin woont, op initiatief van Theo van Gogh, twee maanden samen met Vincent in Arles. Om te schilderen en van elkaar te leren. Het blijkt geen gelukkige periode, Gauguin doet een zelfmoordpoging en de twee hebben voortdurend ruzie. De vriendschap wordt ook eenzijdig als Vincent ronduit vreemd gedrag vertoont. Op een dag achtervolgt Vincent hem zelfs en wordt Paul een beetje bang van dit obsessieve gedrag. Het verhaal gaat dat Gauguin tijdens de ruzie die dan ontstaat het oor van Vincent afhakt. Maar hoe dat ook is gegaan, Vincent laat zich vlak daarna opnemen in een gesticht en Gauguin vertrekt uit Arles.

In 1886 komen Gauguin, Émile Bernard en Paul Sérusier naar Pont-Aven. Ze richten de School van Pont-Aven op. Tot die groep behoort ook de Nederlandse schilder Meijer de Haan, met wie hij bevriend raakt en die hij diverse malen portretteert. In 1891 gaat Gauguin weer naar Frans-Polynesië om te ontsnappen uit “De Europese beschaving, en aan alles wat kunstmatig en conventioneel was”. Tahiti valt hem zo tegen dat hij doorreist naar de Marquesaseilanden. Daarna heeft hij nog een keer Frankrijk bezocht. Hij leeft samen met Paou’óura bij wie hij in 1899 een zoon, genaamd Émile, krijgt. Paul Gauguin sterft op 54-jarige leeftijd in 1903, ziek van syfilis en hartfalen. Hij ligt begraven op het kerkhof in Atuona, Hiva Oa, Marquesaseilanden.

Het schilderij Nafea faa ipoipo wordt in 2015 verkocht aan een emir voor 210 miljoen dollar.

Bronnen : Wikipedia

skrik

Wie EDVARD MUNCH 1863 – 1944

Wanneer 1893

Waar Oslo

Wat Psychisch zelfportret. Olieverf, tempera en pastel op karton

Origineel Nasjonalgalleriet Oslo

Het doek toont een landschap dat in heldere kleuren is geschilderd en uit golvende lijnen bestaat. Een spookachtig figuur kijkt je aan. Het lichaam van het wezentje kronkelt mee met het kronkelende landschap en lucht. De angst overheerst in de panische penseeltrekken die de geluidsgolven van de schreeuw weergeven. De combinatie van felle en zachte kleuren verhoogt dit effect. Als het werk voor het eerst wordt tentoongesteld in Berlijn, was de titel ‘Wanhoop’. Pas later gaat Munch het ook wel ‘De Schreeuw’ noemen. Vanwege de opengesperde mond wordt vaak gedacht dat de figuur op de voorgrond schreeuwt, maar in werkelijkheid schreeuwt het landschap naar hem en bedekt het figuur als reactie zijn oren.

In de eerste versie van De Schreeuw schildert Munch een man leunend op de balustrade van de brug. Pas toen hij in een latere versie de man vervangt door een geslachtloos wezentje wordt het schilderij echt expressief. En daarmee is Edvard de voorloper van het expressionisme, een stijl die emoties wilde weergeven. Het spookachtige wezen zal later op talloze producten afgebeeld worden en is ook de inspiratiebron voor het masker in de film Scream. 

Het schilderij is gebaseerd op zijn eigen traumatische ervaring. Op een avond wandelt Munch met vrienden terug naar de stad Oslo. Er terwijl zijn vrienden doorlopen, blijft Munch staan, overweldigd door het landschap en de lucht met de ondergaande zon. Hij hoort en voelt het landschap rondom hem zo hard schreeuwen, dat hij een onmachtig en depressief gevoel krijgt. Deze gebeurtenis maakt zoveel indruk op hem dat hij deze meerdere malen vastlegt op doek.

Ook aannemelijk is dat we hier de wanhopige Edvard zien, vlak nadat zijn relatie met Millie Thaulow, een getrouwde vrouw, is beëindigd. Met een aantal doeken schildert Edvard het verloop van deze pijnlijke liefdesverhouding vol jaloezie, achterdocht en wanhoop. Het kan overigens ook gaan om de zelfmoord van Munchs vriend en collega-kunstschilder Kalle Løchen.

Als Munch 5 jaar is sterft zijn moeder, daarna zijn 15-jarige zusje en in 1889 zijn vader. Deze gebeurtenissen zorgen voor angst, wanhoop en een diep verdriet. En dat zie je goed terug in zijn werk waar niet de oppervlakkige schijn telt, maar wel wat werkelijk gebeurt. Hij zegt zelf: “Ik schilder niet wat ik zie, maar wat ik zag!”. Het gaat dus om de innerlijke belevenis, een geestelijke onrust.

De combinatie van het koude, kille en religieuze leven in Noorwegen en overmatig drankgebruik zorgen ervoor dat Munch regelmatig in een kliniek of rusthuis wordt opgenomen. Zijn diepe depressies leveren wel schitterend modern, expressionistisch werk op. De dood en melancholie zijn de rest van zijn leven een terugkerend thema. Hij is de absolute voorloper van het expressionisme en houdt zich tot het einde van zijn leven bezig met thema’s als dood, onzekerheid en angst voor liefde.

In 1994 en 2004 worden de schreeuw en nog wat werken van Edvard gestolen. Beide keren komen ze terug.

Bronnen: Wikipedia 

DE KUS

Wie GUSTAV KLIMT 1862-1918

Wanneer 1907

Waar Wenen

Wat Man kust vrouw op haar wang. Olieverf op doek

Origineel Belvedere Museum Wenen

Het schilderij toont een man die een ogenschijnlijk grote vrouw op haar wang kust. De man heeft een kamerjas met daarop hoekige symbolen aan. De Vrouw draagt kleding met ronde symbolen. Het stelletje staat op de rand van een afgrond, in een veld vol bloemen. Het is niet duidelijk of Klimt hier symbolische bedoelingen mee had. Het schilderij werd wereldberoemd in de flowerpowertijd en is sindsdien een populaire afbeelding op ansichtkaarten en posters.

Klimt werkt in Wenen en de preutse Weense seksuele moraal heeft een sterke invloed op zijn werk. De Weners zijn in het openbaar afkerig van seksualiteit, maar de prostituees doen ondertussen uitstekende zaken. Hij wordt in de stad als omstreden gezien omdat hij veelal roodharige dames in uitdagende posities schildert. Het is bekend dat hij zich, ter inspiratie, liet omringen door naakte vrouwen. Een rokkenjager dus, en wars van conservatieve zeden. Men kan De kus zien als een afbeelding van lust en liefde, maar ook van de weerstand van de vrouw tegen de seksuele driften van de man. De vrouw kust immers niet terug.

In de achtergrond heeft Klimt goud verwerkt, waarbij hij verschillende technieken door elkaar heeft gebruikt. Deze technieken heeft hij waarschijnlijk van zijn vader geleerd, die goudgraveerder was.

Gustav Klimt wordt in 1862 in Wenen geboren. Al in zijn kindertijd wordt zijn tekentalent ontdekt. Van 1876 tot 1883 studeert hij met een beurs aan de Universiteit voor Toegepaste Kunsten. Later maakt hij vooral naam met zijn vrouwportretten en allegorische werken, maar schildert ook een groot aantal landschappen. Zijn kunst ontstaat tijdens een artistieke bloeiperiode in het Wenen van het belle époque. Het spanningsveld tussen behoudzucht en drang tot vooruitgang zorgt voor een uitstekende voedingsbodem voor een hele generatie kunstenaars, dichters, architecten en wetenschappers. Op de drempel van een nieuwe eeuw, voelen zij de drang om nieuwe wegen in te slaan. Denk bijvoorbeeld aan de componisten Gustav Mahler en Arnold Schönberg, de schrijver Arthur Schnitzler, de psychoanalyticus Sigmund Freud, de filosoof Ludwig Wittgenstein en diverse kunstschilders, zoals Oskar Kokoschka en Egon Schiele. Met name Klimt weet met zijn werk een brug te slaan tussen twee eeuwen, de oude wereld en de nieuwe. Hij kiest voor een geheel eigen stijl, die beïnvloed is door de decoratieve kunst, de Japanse prentkunst, de esthetische kunst van de prerafaëlieten en de symbolistische kunst, onder andere van de Nederlander Jan Toorop en de Belg Fernand Khnopff. Hierdoor is Klimt niet duidelijk in te delen in een bepaalde stroming.

Hij heeft veel aanzien, maar blijft als persoon een stugge, zwijgzame, introverte, bijna schuwe man. Hij zegt dan ook: “Ik heb geen talent om te spreken of te schrijven, vooral niet als ik iets over mijzelf of mijn werk moet zeggen”. En zelfportretten maakt hij niet: “Ik heb geen interesse in mijzelf als thema voor mijn schilderijen, maar enkel voor anderen, vooral vrouwen”. En het enige dat zijn werken over hem zeggen is dat hij erg potent is, met een obsessie voor het andere geslacht.

Fysiek gezien was Klimt een wat kleine, corpulente, maar tegelijkertijd ook gespierde man. Hij heeft een luide stem en staat bekend om zijn platte humor, iets wat nauwelijks te rijmen valt met zijn verfijnde, elegante schilderijen. Hoewel hij al vanaf jonge leeftijd midden in de belangstelling van de kunstwereld staat, blijft hij trouw aan zijn dagelijkse routines. Hij woont zijn hele leven bij zijn moeder en twee ongetrouwde zussen, gaat elke morgen naar zijn atelier en keert elke avond stipt op tijd weer terug voor het avondeten. Hij eet zwijgend grote hoeveelheden en gaat daarna slapen in zijn kleine, eenvoudige slaapkamer. Hij zegt: “Ik ben ervan overtuigd dat ik geen bijzonder interessant persoon ben. Ik heb niets speciaals. Ik ben gewoon een schilder die dag in dag uit en van vroeg tot laat werkt”. Heel af en toe springt hij uit de ban als hij met enkele vrienden gaat kegelen.

Het enige onconventionele aan Klimt is zijn liefdesleven. Hij heeft regelmatig korte romances met modellen die voor hem poseren en naakt door zijn atelier lopen. Hij heeft bij hen minimaal drie, maar waarschijnlijk nog veel meer kinderen. Ook deelt hij regelmatig het bed met dames uit de hogere Weense kringen die voor hem poseren. Dat bezorgt hem, tegen zijn zin maar wel begrijpelijk, de naam van vrouwenversierder. Emilie Flöge, de schoonzus van zijn broer en een getalenteerd kledingontwerpster, kan gezien worden als zijn enige echte relatie, alhoewel dit nooit officieel wordt uitgesproken. Flöge is verantwoordelijk voor zijn kleding. Beiden dragen ze, geïnspireerd door de Japanse cultuur, ruim zittende kleding. Zo zie je Klimt meestal in een lang indigoblauw tuniek, een soort kamerjas, met daaronder platte sandalen. Een heel contrast met de elegante, kleurrijke kleding van de modellen die hij schildert.

Klimt overlijdt in 1918 als gevolg van de Spaanse griep.

Bronnen: Wikipedia

MAISONS À L’ESTAQUE

Wie GEORGES BRAQUE 1882 – 1963

Wanneer 1908

Waar Parijs

Wat Eerste kubistische landschap. Olieverfschilderij op doek

Origineel Lille Métropole

Maisons à l’Estaque, is een kubistische voorstelling, nog voor kubisme bekend stond als stroming. Dit schilderij van Braque is indirect de naamgever voor die stroming. Het motief van het viaduct van l’Estaque heeft Braque geïnspireerd tot drie schilderijen die verrassend spelen met de vorm en het perspectief. Als ze worden voorgesteld aan de jury van de Salon d’Automne: Guérin, Marquet, Rouault en Matisse, verwerpen deze Braque’s hele inzending. De kunstcriticus Louis Vauxcelles vertelt hoe Henri Matisse hem zei: “Braque heeft zojuist een schilderij van kleine kubussen ingezonden”. Deze bespotting zou het begin zijn van het kubisme.

Na deze afwijzing is het Daniel-Henry Kahnweiler die Braque een eenpersoonstentoonstelling aanbiedt in zijn galerie in een straatje achter La Madeleine in Parijs. De schrijver en dichter Apollinaire schrijft niet over kubussen, maar roemt “de synthetische motieven die hij schildert” en merkt op dat hij “niets meer te danken heeft aan zijn omgeving”. Het was de kunstcriticus Vauxcelles die Braque een gedurfd man noemt die de vorm veracht, “Alles, plaatsen en figuren en huizen, reduceert hij tot geometrische schema’s, tot kubussen.” Vauxcelles is de bedenker van de termen fauvisme en kubisme.

Georges Braque wordt geboren in Argentueil-sur-Seine in 1882 in Frankrijk. Hij groeit op in Le Havre en volgt een opleiding tot interieurdecorator en -schilder. Daarnaast leert hij op de avondschool kunstschilderen in het École des Beaux-Arts in Le Havre. In 1903 volgt hij zijn ware passie en gaat aan de Parijse Académie Humbert studeren.

In 1908 vindt Braque aansluiting bij de kunstenaarsbeweging Les Fauves. Vanaf 1939 gaat Braque ook beeldhouwen en ontwerpt sieraden. Georges Braque overlijdt op 31 augustus 1963 in Parijs. Hij is een Franse kunstschilder, tekenaar, beeldhouwer en maker van collages. Zijn werk is toonaangevend voor nieuwe richtingen in de moderne 20ste-eeuwse kunst. Samen met de Spaanse kunstschilder Pablo Picasso is hij de grondlegger van het kubisme.

Bronnen: Wikipedia

PIET MONDRIAAN 1872 -1944

Pieter Cornelis (Piet) Mondriaan wordt in 1872 in Amersfoort geboren. Zijn vader is een christelijk hoofdonderwijzer en tekenleraar. Omdat zijn moeder vaak ziek is, neemt zijn zus Christien vanaf haar 8ste het huishouden op zich. Piet leert van zijn vader al vroeg tekenen. In 1880 verhuist het gezin Mondriaan naar Winterswijk, waar Mondriaans vader hoofd wordt van de School voor Christelijk Nationaal Onderwijs.

Vanaf 1886 werkt Mondriaan met hulp van zijn vader en zijn oom, kunstschilder Frits Mondriaan, aan het halen van de Akte Lager Onderwijs Handtekenen. Op 11 december 1889 heeft hij de akte op zak en mag hij les geven op zijn vaders lagere school. Daarna behaalt hij Akte Middelbaar Onderwijs Handtekenen en Perspectief, zodat hij ook aan het voortgezet onderwijs les mag geven. Bovendien stelt het hem in staat om aan de academie te studeren. Hij volgt lessen in tekenen, schilderen en kunstgeschiedenis bij de schilderpedagoog Jan Braet von Überfeldt.

Al in 1890 wordt voor het eerst werk van Mondriaan tentoongesteld in Den Haag, dat goed ontvangen wordt. In februari 1892 krijgt hij een studiebeurs van Koningin Emma en in april stelt hij werk tentoon bij Genootschap Kunstliefde in Utrecht. In datzelfde jaar slaagt hij en gaat direct in Amsterdam wonen en schrijft zich in bij de Rijksakademie van Beeldende Kunsten voor de dagopleiding schilderkunst. Hij krijgt les van directeur August Allebé, Nicolaas van der Waay en C.L. Dake. Zijn eerste adres is bij J.A. Wormser. Een vriend van zijn vader die een christelijke boekhandel heeft op de Kalverstraat. Om rond te komen, neemt hij verschillende baantjes, hij zegt hierover: “Op mijn 22e begon een zeer moeilijke tijd voor mij. Om in mijn levensonderhoud te voorzien deed ik allerlei soorten werk: bacteriologische tekeningen maken, schilderijen kopiëren in Musea en gaf ik ook les. Toen begon ik landschappen te verkopen en ik was blij dat ik net genoeg geld kon verdienen om te doen wat ik wilde doen”. Een van de ‘musea’ waarvan hij spreekt is het Rijksmuseum. Ook beschildert hij tegels, ontwerpt hij ex-librissen en maakt hij in opdracht portretten.

In 1894 wordt hij lid van kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae, waardoor hij toegang krijgt tot het officiële expositiecircuit. In 1895 en 1896 doet hij een avondcursus om het etsen onder de knie te krijgen. Hier ontmoet hij de studiegenoten die tot de bohème van Amsterdam horen. Zij verblijven in  de ‘molen zonder wieken’ aan de Tolstraat, aan de rand van de stad. Met hen maakt hij zijn eerste tochtjes door het rivier- en polderlandschap.

Mondriaan verhuist in de periode dat hij in Amsterdam woont maar liefst tien keer van adres en verblijft in de zomermaanden vaak bij zijn ouders. Ook maakt hij een paar studiereizen naar Engeland, Spanje en Domburg. Zijn werk krijgt steeds meer aanzien en zijn prijs stijgt. In 1893 krijgt hij nog 50 gulden voor een stilleven met twee vissen en in 1910 vraagt hij voor een schilderij al 1000 gulden. Toch neemt hij ook nu nog verschillende opdrachten aan om in zijn onderhoud te kunnen voorzien.

In 1897 wordt hij lid van Kunstenaarsvereniging Sint Lucas om zijn expositiemogelijkheden te vergroten. Hij doet in 1898 mee aan het toelatingsexamen van de Prix de Rome, maar zakt op het onderdeel anatomie. Ondertussen schildert hij vier panelen voor de Engelse kerk en vanaf 1898 geeft hij privélessen aan vrouwen uit de betere, gereformeerde kringen. Dat najaar krijgt hij een longontsteking en gaat bij zijn ouders wonen om te herstellen. Als hij genezen is, maakt hij in de woning van dr. Abraham van de Velde op Keizersgracht 608 een grote plafondschildering met een allegorisch figuur en putti, die de vier jaargetijden symboliseren. Zijn vrije werk uit deze periode bestaat uit religieuze en geïdealiseerde scènes van het platteland. Ook maakt hij wat (zelf)portretten waaronder het meisjesportret Kindje, dat geïnspireerd lijkt op devotieprentjes uit die tijd.

In 1900 raakt hij bevriend met de schilders Arnold Gorter en Simon Maris. Via Maris komt Mondriaan in de chique avant-garde kunstkringen van Amsterdam, waaronder de Amsterdamse Joffers.  In deze periode bestudeert hij beroemde voorgangers zoal Breitner en Isaac Israëls en ontdekt hij het symbolisme, en schildert stillevens met chrysanten.

Als hij in 1901 weer meedoet voor de Prix de Rome, zakt hij opnieuw op het onderdeel anatomie, raakt gedesillusioneerd en komt in 1902–1903 in links-radicale kringen terecht. Volgens zijn beste vriend Van den Briel raakt hij zelfs betrokken bij een ‘anarchistisch complot’. Diezelfde vriend merkt dat hij in een identiteitscrisis zit en raadt hem aan om Amsterdam te verlaten en krachten op te doen in Uden, Noord-Brabant. Hier schildert hij wat hij aantreft. Koeien, landschappen, molens en zonsondergangen. In deze periode zou hij voor het eerst praten over abstracte composities. “Dat komt niet in de natuur voor, maar het is toch geschapen. Het is als wij erover denken”. In 1904 keert hij terug naar Amsterdam en wordt bibliothecaris van kunstenaarsvereniging St. Lucas op het Rembrandtplein. Op 28 juni 1906 schrijft hij zich in op een bovenwoning op Albert Cuypstraat 272. Hij gebruikt de zolderverdieping als atelier en blijft in de Pijp wonen tot zijn vertrek naar Parijs.

In deze periode schildert Mondriaan veel landschappen rond Amsterdam. Als in 1906 een grote Van Gogh-tentoonstelling naar Amsterdam komt, raakt Mondriaan geïnspireerd tot het schilderen van meer gestileerde landschappen bij nacht. Dit doet hij om de “tragiek van de natuur” beter weer te geven. Zijn nachttaferelen worden steeds iets abstracter waarmee hij zijn realistische stijl los laat. Hij kopieert het spiritueel-romantische werk van Caspar David Friedrich en komt tot de conclusie dat de beleving van het schilderij belangrijker is dan de techniek waarmee het gemaakt is.

In 1908 gaat Mondriaan, na kennismaking met Jan Sluijters en Leo Gestel, meer ‘luministisch’ en expressief schilderen en begint hij weer portretten te maken. In 1908 treedt hij toe tot de ‘ingewijden’ van de Theosofische Vereniging, ook Borr genoemd, en leert hij yoga. In de zomer van dat jaar woont hij in het Zeeuwse Domburg, waar Charley Toorop hem op het strand regelmatig in ‘Boeddha-houding’ ziet zitten. In Domburg schildert hij nieuwe thema’s, zoals duinen, zeegezichten en kerktorens en doet dit korte tijd in pointillistische stijl. Het is duidelijk dat hij zoekende is, hij onderzoekt en bestudeert vele stromingen waaronder het Franse neo-impressionisme en fauvisme met opvallend kleurrijke, bijna agressieve doeken. Het werk is nog steeds figuratief, maar je begint toch al duidelijk meer hoeken en lijnen te zien. Deze manier van schilderen maakt hem in 1909 in één klap beroemd in Nederland, waar hij hét symbool van de avant-garde wordt. De verkoop van zijn schilderijen doen hem goed, zo goed dat hij zich durft te verloven met Greta Heijbroek. Dat jaar overlijdt onverwacht zijn moeder wat hem in de war brengt en zorgt voor destructief gedrag ten aanzien van de relatie met Greta, waar hij in 1911 mee breekt. 

Op 28 november 1910 richt hij met Spoor, Toorop en Kickert de Moderne Kunstkring op, een kunstenaarsvereniging voor progressieve Nederlandse kunstenaars. In 1911 is Mondriaan in Parijs, waar hij voor het eerst met het kubisme geconfronteerd wordt. Een maand later is er een expositie van de Moderne Kunstkring waar zijn triptiek Evolutie veel kritiek krijgt, ze noemen het koud en leeg. Op deze tentoonstelling is ook werk van Franse en Nederlandse expressionistische en pre-kubistische kunstenaars te zien. Waarschijnlijk is de kritiek en het zien van zijn nieuwe voorbeelden aanleiding om naar Parijs te vertrekken op 20 december 1911.

In Parijs verandert Mondriaan direct zijn achternaam in Mondrian. Hij betrekt in mei 1912 een atelier aan Rue du Départ 26, waar later ook Conrad Kickert en Leo Schelfhout gingen wonen. In Parijs leert hij Henri le Fauconnier, Fernand Léger en Gino Severini kennen, die allemaal expressionistisch-kubistisch schilderden. Het lukt hem niet Picasso en Braque te ontmoeten. Hij doet er alles aan om gezien te worden in de Parijse kunstkringen en probeert op alle openingen te komen. Hierdoor krijgt hij de schertsende bijnaam ‘Piet-zie-je-me-niet’. Maar hij laat zich niet uit het veld slaan en stort zich vol overgave op het kubistische avontuur. Het grote verschil tussen kubistische schilders als Braque, Picasso en Mondriaan was dat hij de gefragmenteerde werkelijkheid koppelde aan zijn zwaar godsdienstige opvattingen. In zijn schetsboek lezen we: “Men ziet in de kunst de langzame groei naar ’t geestelijke, terwijl de makers onbewust er van zijn. De bewuste weg der leering lijdt in de kunst meest tot verbastering derzelve. Gaan deze twee wegen samen, d.w.z. dat de maker op de trap der evolutie is waar de bewuste geestelijke direkte werkdadigheid mogelijk is, dan heeft men de ideale kunst.”. Ondanks dat Mondriaan steeds minder naturalistischer gaat schilderen, laat hij zich wel inspireren door de werkelijkheid. Hij ziet zichzelf dan ook als ‘abstract-realist’.

In 1914 gaat hij naar Nederland om zijn zieke vader te bezoeken. Ondertussen breekt de Eerste Wereldoorlog uit en kan hij niet terug naar Parijs. Daarom gaat hij een tijd werken in Domburg waar hij onder meer contact heeft met Jan Toorop. De serie Pier en Oceaan worden zijn eerste echt abstracte werken die hij exposeert in 1915 op de tentoonstelling ‘Moderne Kunst’ in het Stedelijk Museum.

Mondriaan vestigt zich in de ‘kunstenaarskolonie’ Laren. De oorlogsjaren zijn voor Mondriaan inspirerend en hij ontmoet nieuwe klanten zoals de kunsthandelaar Sal Slijper. Geïnspireerd en gestimuleerd door schilder Bart van der Leck, Vilmos Huszár en de kunstenaar-recensent Theo van Doesburg werkt hij ook zijn kunstopvattingen uit. De wisselwerking tussen deze vier kunstenaars leidt tot een radicalisering van de middelen kleur, vlak en lijn en een ‘onsentimentele’ verfbehandeling.

Vanaf 1917 verdwijnt elk naturalisme uit het werk van Mondriaan, en langzamerhand ook elke beweging en diepte. Zo maakt hij in 1917 een serie schilderijen van ‘dansende’, ritmisch geordende kleurvlakjes. Hij wil elke associatie met de waarneembare natuur, voorkomen en past voortaan alleen nog de primaire kleuren rood, blauw en geel toe, aangevuld met niet-kleuren als grijs, wit en zwart. Bovendien rangschikt hij vlakken en lijnen alleen nog maar horizontaal en verticaal met rechte haakse hoeken. Deze moderniteit en strenge leer wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen en hij wordt geschrapt van de lijst van te ondersteunen kunstenaars door Bremmer.

Samen met Van Doesburg, Van der Leck en Huszár richt Mondriaan in 1916 de groep ‘bewust abstracten’ of ‘werkelijk anderen’ op. In 1917 vraagt Van Doesburg hem bij te dragen aan een nieuw tijdschrift, dat De Stijl zou gaan heten. Mondriaans eerste bijdrage tot dit tijdschrift is de artikelenreeks ‘De Nieuwe Beelding in de Schilderkunst’, waarmee hij aantoont dat de kunstenaar niet afbeeldt, maar weerbeeldt. “Men moet de natuurlijke verschijning veranderen, om de natuur meer zuiver te doen zien”. Zijn werk voor De Stijl leidt uiteindelijk in 1921 tot de uitgave van het boekje Le Néo-Plasticisme.

Mondriaan heeft naast het schilderen ook literaire ambities. Hij schrijft twee verhalen, maar door ruimtegebrek kunnen ze nog niet geplaatst worden. Hij heeft niet het geduld om op de publicatie te wachten en hij vraagt ze terug. Bovendien gaat het schilderen hem dan zo goed af, dat het bij deze twee verhalen blijft. ‘De Groote Boulevards’ en ‘Klein Restaurant – Palmzondag’ komen pas 1987 onder de titel ‘Twee verhalen’ uit.

In juni 1919 gaat Mondriaan terug naar zijn oude Parijse atelier aan de Rue du Départ. In november verhuist hij naar Rue de Coulmiers, vlak bij station Montparnasse, maar in 1921 keert hij terug naar zijn oude atelier. Ondertussen merkt hij teleurgesteld op dat de kubisten niet dezelfde weg zijn gegaan als hij, omdat ze nog steeds realistische elementen in hun werk blijven opnemen. Hij bouwt hierop een nieuwe kennissenkring van dadaïsten en surrealisten, die enkele werken van hem kopen die hem interviews en tentoonstellingen in Europa en Amerika opleveren. In 1922 houdt het Stedelijk Museum in Amsterdam ter ere van zijn vijftigste verjaardag een overzichtstentoonstelling.

Ondertussen vervolmaakt Mondriaan zijn werkwijze. Hij gebruikt hooguit nog maar één primair kleurvlak per schilderij. De grijze lijnen maakten plaats voor dikke zwarte lijnen. Hij verschuift de kleurvlakken naar de rand, waardoor een soort dieptewerking ontstaat en zijn grijswaarden worden zo subtiel dat ze nauwelijks nog van wit te onderscheiden zijn.

Het schilderen van ogenschijnlijk eenvoudige en vanzelfsprekende lijnen en vlakken is een langdurig proces, waarbij hij zoekt naar de juiste plaats en balans. Hierbij worden veel verflagen over elkaar heen aangebracht. Omdat olieverf een lange droogtijd heeft, gebruikt Mondriaan petroleum als droogmiddel. Dit heeft tot gevolg dat de verf relatief snel gaat barsten. Als je nu een origineel van Mondriaan bekijkt, valt je op dat ze er veel minder strak uitzien dan toen de kunstenaar het maakte. 

Mondriaan richt zijn Parijse woning en atelier in volgens de principes van De Stijl. Hij schildert alles wit en maakt rode, blauwe en gele kleurvlakken die hij overal op de muren kan plakken. Zo leeft hij in zijn eigen schilderij. Omdat hij de kleur groen haat, maar gek was op bloemen schildert hij de stelen wit… Over streng in de leer gesproken! Piet laat het atelier ook vaak fotograferen. Maar hij wil hierbij niet op de foto, want de kunst moet centraal staan in zijn leven. Zijn obsessieve gedrag heeft wat weg van een excentrieke kluizenaar, maar toch begeeft hij zich graag in het openbare- en nachtleven en gaat graag om met de Nederlandse kunstenaars die ook in Parijs wonen.

Begin jaren ‘20 raken van Doesburg en Mondriaan in een strijd verwikkeld om de diagonaal. Mondriaan verwijt Doesburg dat zijn werk niet meer absoluut genoeg is. Als tegenreactie op de rigiditeit van Mondriaan herintroduceert van Doesburg de diagonaal. De mannen bezoeken elkaar pas weer in 1929.  

Als Mondriaan wil bewijzen dat zijn theosofische opvattingen heel dynamisch zijn, schildert hij in 1931 twee kruisende zwarte lijnen op diagonaal opgehangen schilderijen. De lijnen zijn uiterst zorgvuldig geplaatst en geven een indruk van stabiliteit binnen de instabiele ruitvorm van de lijst. In 1933 doet hij hetzelfde, maar dan schildert hij voor het eerst een compositie met gekleurde, gele  lijnen.

In 1938 vertrekt Mondriaan, als gevolg van de naderende oorlog, naar Londen, waar zijn vriend Ben Nicholson hem aan woonruimte helpt. Als het huis tijdens de Blitz bijna door een bom getroffen wordt, pakt hij opnieuw zijn biezen en vertrekt van Birmingham naar New York, waar hij op 3 oktober 1940 aankomt. In New York wordt hij opgevangen door Harry Holtzman, die hem niet alleen aan een atelier op 353 East 56th Street helpt, maar ook meubilair en een platenspeler voor hem koopt. Harry neemt hem mee naar Broadway en laat hem kennismaken met de boogiewoogie- en bluesmuziek. Misschien niet algemeen bekend, maar behalve een fanatiek jazzliefhebber is Mondriaan ook een gepassioneerd danser. Het liefst met jonge dames, en dansen is ook het enige dat hij met ze doet, voor zover we weten. Hij wordt hartelijk opgenomen binnen de New Yorkse avant-garde.

Of het komt door de muziek, of het warme onthaal, maar in New York zoekt hij weer vernieuwing en vindt een geheel nieuwe, speelsere werkwijze binnen het neoplasticisme. Hij maakt meer gebruik van kleur en in sommige doeken verdwijnen de zwarte lijnen zelfs helemaal. Ook nieuw zijn de  plakstroken die hij gebruikt als hulpmiddel voor het zetten van lijnen. Het schilderij Victory Boogie Woogie laat zien dat Mondriaan bezig is met vernieuwing, en aansluiting zoekt met de muziek door er “wat boogie woogie in te doen”. Bovendien wordt de lijn in dit schilderij opgelost in kleine kleurvlakjes. Zodoende komt Mondriaan in 1943, vlak voor zijn dood in 1944, tot de conclusie dat de lijn eigenlijk ook een vlak is. “Nu pas word ik me ervan bewust dat mijn werk in zwart, wit en kleine kleurvlakken alleen maar ’tekenen’ in olieverf is geweest. Bij het tekenen zijn de lijnen de voornaamste uitdrukkingsmiddelen. In de schilderkunst echter worden de lijnen geabstraheerd door kleurvlakken, de begrenzingen van de vlakken vertonen zich als lijnen en behouden hun grote waarde”, zo schrijft hij aan kunstcriticus James Sweeney. Mondriaan heeft één slechte eigenschap, en dat is dat hij zichzelf niet goed verzorgt. Mede daarom overlijdt hij op 71-jarige leeftijd aan een verwaarloosde longontsteking. Hij wordt begraven op de Cypress Hill Cemetery in New York.

Hij laat haast niets na en heeft zelfs de gewoonte om brieven meteen na het lezen weg te gooien. Hij hecht blijkbaar geen waarde aan materiele zaken en zijn leven was dus eigenlijk net zo ‘opgeruimd’ als zijn schilderijen. Het enige dat rest zijn wat persoonlijke documenten, zijn schilderspullen, jazzplaten en enkele boeken, waaronder de werken van de theosofe Helena Blavatsky. Het zijn de brieven die hij stuurt naar anderen, die een belangrijke bron vormen voor wetenschappelijk onderzoek naar zijn leven en werk.

Leuk om te vermelden is dat hij als ontdekker van Jackson Pollock gezien wordt. Hij is bevriend met Peggy Guggenheim en ziet op de grond een werkje staan van Pollock. Hij hurkt voor het werk en zegt tegen Peggy: “Dit is echt heel interessant!”. De rest is geschiedenis en Pollock dankt zijn carrière mede aan Piet uit Amersfoort.

Bronnen: Wikipedia

AVOND; DE RODE BOOM

Wie PIET MONDRIAAN 1872 – 1944

Wanneer 1910

Waar Domburg

Wat Rode boom in de avond. Olieverf op linnen

Origineel Kunstmuseum Den Haag

Dit schilderij is belangrijk in de ontwikkeling van Mondriaan. Het is de overgang van realistisch werk, naar zijn ultieme abstractie. De vuurrode en kobaltblauwe kleurexplosie verwijst naar het postimpressionisme van Jan Toorop en Vincent van Gogh. Los van de kleuren, zorgt ook de  gestileerde en gesimplificeerde aanpak ervoor dat de afbeelding niet veel meer met een werkelijke waarneming van een boom te maken heeft. Tussen de takkenkrans schildert hij lijnen en vegen, zonder een natuurlijke referentie en hij laat veel details achterwege. De Rode boom is geschilderd in Domburg, waar Piet een paar zomers verblijft in Villa Loverendale. Het huis van Marie Tak van Poortvliet, die als zijn mecenas optreedt.

Als Mondriaan rode molens en rode bomen schildert, komt hij tot een inzicht. Door de bomen ziet hij het bos. De taken, die zich in verschillende richtingen opsplitsen, worden voor zijn waarneming horizontale en verticale lijnen. Het komt voort uit een zoektocht naar zijn eigen beeldwerkelijkheid, naar het essentiële, diepere wezen van wat hij waarneemt. Hij laat steeds meer details weg en toont alleen nog het hoognodige. In 1911 tekent hij weer een boom, de Grijze boom, die nog veel abstracter is. Met lijnen en vegen die niet meer realistisch zijn. Als hij in 1912 de Bloeiende appelboom tekent, gaat hij nog een stap verder en is er nauwelijks nog een boom te herkennen. De strepen en kleurvlakken die we daar zien gaan heel duidelijk richting het werk waar hij later wereldberoemd mee wordt.

Bronnen: Wikipedia

COMPOSITIE 2 IN ROOD, BLAUW EN GEEL

Wie PIET MONDRIAAN 1872 -1944

Wanneer 1927

Waar Parijs

Wat Compositie met groot rood vlak, geel, zwart, grijs en blauw. Olieverf op doek 

Origineel Kunstmuseum Den Haag

In zijn Parijse periode begint Mondriaan de schilderijen te maken waarmee hij later wereldberoemd wordt. Hij heeft duidelijk afstand genomen van de werkelijkheid zoals wij die kennen. Alle details zijn weggelaten en hij laat alleen de essentie zien van wat hij waarneemt. Na de Eerste Wereldoorlog is Mondriaan ervan overtuigd dat in de moderne tijd een belangrijke rol is weggelegd voor de kunst. Hij brengt met zijn schilderijen een universele harmonie tot uitdrukking, door middel van evenwicht tussen lijnen, vlakken en kleuren. De compositie met groot rood vlak, geel, zwart, grijs en blauw valt onder het neoplasticisme en het is een geometrisch abstract schilderij.

Mondriaan is voorstander van schilderen zonder centrum, en daarom hebben veel van zijn schilderijen geen punt waar het oog kan rusten. Maar toch bereikt hij met het grote rode vlak, dat omringt wordt door andere kleurvlakken, een soort van balans. De compositie zorgt er ook voor dat de zorgvuldig geplaatste strakke lijnen en vlakken het werk dynamisch maken. Ze lijken zich niets aan te trekken van het kader van het schilderij en het is alsof ze daar buiten gewoon doorgaan.

Dit kunstwerk wordt gekocht door Jo Steijling, een Nederlandse kennis die de schilder bezoekt in Parijs. Door deze verkoop krijgt Mondriaan voldoende vertrouwen en middelen om een beter atelier te betrekken in de rue du Départ.

Bronnen: Wikipedia. Kunstmuseum Den Haag

BROADWAY BOOGie WOOGie

Wie PIET MONDRIAAN 1872 – 1944

Wanneer 1942

Waar New York

Wat Ode aan New York. Olieverf op linnen

Origineel MoMa New York

Dit neoplasticistische schilderij maakt Mondriaan wanneer hij in New York verblijft tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als liefhebber van muziek en dans komt hij in aanraking met boogie woogy. Je kunt aan het kleurgebruik en de dynamiek zien dat Mondriaan enthousiast is over New York City-Broadway en zijn nieuwe, bruisende leven daar. Hij gaat op in de drukke, brede straat vol interessante winkels, cafés en theaters met jazzmuziek die het nieuwe, levendige Amerika benadrukken. De combinaties in de titel, is een eerbetoon aan New York City.

Broadway Boogie Woogie is een van de werken uit de laatste periode van het leven van Mondriaan, waar hij de zichtbare werkelijkheid definitief verruilt voor de werkelijkheid zoals hij die zelf waarneemt. Streng in de leer heeft hij alle details weggelaten en schildert zijn essentie.

De horizontale en verticale lijnen van het schilderij zijn samengesteld uit rechthoeken en vierkanten van rood, blauw, geel, wit en grijs. Ze navigeren je over het doek zoals een plattegrond van straten dat doet, of zoals dansers dat doen op een dansvloer. Het werk is ook populair bij muzikanten omdat het lijnenspel hun taal spreekt. Ze herkennen een soort patroon van noten waardoor een levenloos ding als een doek tot leven komt en een melodie vormt. Het werk swingt.

Mondriaan die een jaar later overlijdt, zal dit werk als laatste voltooien. Het door Nederland aangekochte werk Victory Boogie Woogie is dan nog niet af. 

Bronnen: Wikipedia. MoMa

SUPREMATIST COMPOSITION

Wie KAZIMIR MALEVIC 1879 – 1935

Wanneer 1916

Waar Moskou

Wat Blauw rechthoek boven rode balk. Olieverf op doek

Origineel Privécollectie

Dit is een suprematistische compositie, waarbij de blauwe rechthoek boven de rode balk geplaatst is, van Kazimir Malevich. Hij is de bedenker van de principes van het suprematisme en daarmee pionier van de geometrische abstractie. Het schilderij toont een constellatie van rechthoeken in zwart, wit en primaire kleuren. Er is een strenge verdeling van vorm en kleur.

Suprematisme is de tegenhanger van het constructivisme. Waar constructivisten zien dat het hele leven door de techniek beheerst wordt, geloven de suprematisten juist dat het gevoel de techniek in het leven roept.

Het suprematisme werkt vooral met geometrische figuren zoals het vierkant, de cirkel en de rechthoek. Er mogen geen herkenbare voorwerpen te zien zijn en elk idee is taboe. In 1915 neemt hij deel aan de 0,10-tentoonstelling in Sint-Petersburg met een groot aantal abstracte schilderijen. Een ervan is het schilderij Zwart vierkant, waar het suprematisme vanaf spat. Het middelgrote doek, met bijna tot de randen een zwart vlak, hangt hij op de tentoonstelling bovenin ‘de rode hoek’. Een plek die normaal gereserveerd is voor religieuze Russische iconen. Malevic zegt hier over: “Het vierkante vlak geeft het begin aan van het suprematisme, van een nieuw kleurrijk realisme als een soort van abstract scheppen”. Hij laat het publiek en de critici verbijsterd achter met dit ultramoderne werk.

Kazimir Severinovitsj Malevitsj wordt geboren in Kiev op 23 februari 1879. Zijn ouders zijn Pools en hij is de oudste van 14 kinderen. Vader Seweryn is manager van een suikerfabriek en het gezin verhuist regelmatig naar dorpen dicht bij de suikerplantage. Het platte land is een plek die ver weg is van kunst en cultuur. Tot zijn 13e weet hij dan ook niets van de professionele kunstenaars, maar hij voelt zich aangetrokken tot de kunst van de boeren, zoals het boerenborduurwerk en de bewerkte muren en fornuizen. Hij leert ook om in die boerenstijl te schilderen. Van 1895 tot 1896 gaat hij naar Kiev om het schilderen te bestuderen en krijgt les van Mykola Pymonenko. In 1904, na de dood van zijn vader, vertrekt hij naar Moskou en studeert aan de Hogeschool voor Schilderkunst, Plastiek en Architectuur. In het laatste jaar doet hij mee met de avant-gardistische tentoonstelling Ruiten Boer.

Oorspronkelijk is zijn werk figuratief impressionistisch en symbolistisch. Dat verandert na 1910 als hij zich toelegt op de geometrische vormen, die hij combineert met enthousiast kleurgebruik dat leidt tot zijn bekende suprematistische werk. Opvallend is dat ver weg in Frankrijk, rond dezelfde tijd, Fernand Léger zijn kegel- en cilindervormige figuren schildert.

In 1915 definieert Malevic zijn werk als het Suprematisme, als “D

e absolute macht van de beeldende expressie”. Malevic: “Onder suprematisme versta ik de suprematie van de zuivere ervaring in de beeldende kunst”.

In 1919 geeft Malevic les aan de Volkskunstschool in Vitebsk, waar hij samen met een aantal collega-docenten en leerlingen zijn gedachtegoed verder uitwerkt. In 1924, als Stalin aan de macht komt, is het snel gedaan met de vrije schilderkunst. Het communistisch regeringsstelsel verbiedt elke kunstvorm die niet in dienst is van de staat.

Zijn werk wordt vanaf dan gezien als decadent. Het werk dat na deze kwalificatie ontstaat, is weer meer figuratief waarbij het boerenleven centraal staat. Dit keer wel opgebouwd uit hele elementaire vormen. In zijn laatste jaren raakt hij gefascineerd door het Renaissance-portret. Een bekend voorbeeld is het uitgebalanceerde portret van hem en zijn vrouw.

Malevic overlijdt in 1935 op 56-jarige leeftijd aan kanker.

Na 17 jaar juridisch getouwtrek wordt een schilderij dat in het Amsterdamse Rijksmuseum hangt teruggegeven aan de erven van Malevic. Zij verkopen het in 2008 voor 60 miljoen dollar en in 2018 wordt het doorverkocht voor 85,5 miljoen dollar. De hoogste prijs die ooit voor een Russisch werk betaald is.

Bronnen: Wikipedia.

Nu Couché au coussin Bleu

Wie AMEDEO MODIGLIANI 1884 – 1920

Wanneer 1916

Waar Parijs

Wat Naakte vrouw op blauw kussen. Olieverf op doek

Liggend naakt op blauw kussen is een expressionistisch olieverfschilderij op doek. De volgende tekst beschrijft een serie naakten van Amedeo Modigliani die hij in de periode tussen 1916 en 1919 schildert: “vrijmoedig weergegeven, met slechts de flauwste suggestie van setting…. noch ingetogen noch provocerend, ze zijn afgebeeld met een zekere objectiviteit. Toch is de uniforme dikke, ruwe verflaag – alsof deze door een beeldhouwer is aangebracht – meer gericht op massa en de viscerale perceptie van het vrouwelijk lichaam dan op prikkeling en de recreatie van doorschijnend, tastbaar vlees.”

Het schilderij is abstract, maar tegelijkertijd toch erotisch gedetailleerd en lijkt op de naaktfiguren uit de Italiaanse Renaissance. Hiermee laat het de positie zien van Modigliani die tussen traditie en modernisme zit.

Amedeo Clemente Modigliani wordt in 1884 in Livorno, Italië, geboren. Hij stamt van een Sefardisch Joods koopmansgeslacht. En hoewel zijn vader failliet gaat en ze in tamelijke armoede leven, heeft hij toch een gecultiveerde achtergrond. Zijn opa neemt Amedeo mee naar musea en daar ontstaat zijn liefde voor kunst.

Amedeo is vaak ziek. Als hij 11 is krijgt hij pleuritis en op zijn 14e tyfus. Bij de aanval van pleuritis moet hij lange tijd in bed doorbrengen waardoor hij veel schetst in een schrift dat hij van zijn moeder krijgt.

Eind 1898 volgt Amedeo tekenlessen bij de schilder Guglielmo Micheli en mag met toestemming van zijn moeder stoppen met het Gymnasium om zich hier volledig op te storten. Hij heeft vooral interesse in de 14e-eeuwse meesters van de Sienese school. In 1900 krijgt Amedeo een nieuwe aanval van pleuritis die overgaat in tuberculose. Hij gaat naar het zuiden van Italië op zoek naar warmte en bezoekt Napels, Capri, Amalfi, Rome en Florence en ontdekt de evolutie in de kunst. Vooral het werk van de beeldhouwer Tino di Camaino uit de 14e eeuw, opent zijn ogen en is toonaangevend voor het latere werk van Modigliani. Overigens is Modigliani veel liever beeldhouwer, maar het materiaal daarvoor is te duur. Dus schildert hij bij gebrek aan beter. Zijn ware roeping blijft werken in steen, een liefde die hij voor de rest van zijn leven houdt. 

In 1902 begint hij aan de Academie voor schone kunsten in Florence en volgt lessen aan de Scuola Libera di Nudo, Vrije School van Naaktstudies. Daarna gaat hij in Venetië naar het Regio Istituto per le Belle Arti en bestudeert de werken van de schilders uit de renaissance zoals Vittore Carpaccio en Titiaan. Hij voelt zich direct aangetrokken tot het avant-gardistische leven en vooral nachtleven in de cafés van de lagune. Hier experimenteert hij voor het eerst met hasj.

Modigliani verhuist in 1906 naar Parijs, dat het brandpunt van de avant-garde is. Volgens zijn dochter wordt Modigliani op twee manieren getypeerd. Enerzijds als knappe, elegante en gecultiveerde jongeman. En anderzijds als zwakkeling, de dronkaard, die de auteur was van zijn eigen ondergang. Een ding weten we zeker en dat is dat Picasso stinkend jaloers is op hem vanwege zijn knappe voorkomen en originele expressie.

Bij aankomst in Parijs schrijft hij zich in bij de Academie Colarossi en vestigt zich in een herberg in de buurt van de Madeleine. Hij begint in rap tempo de stad te verkennen en zoekt aansluiting bij de artistieke kringen. Het gonst in die tijd van kunstenaars en intellectuelen in de buurt waar hij zijn atelier heeft. Amedeo probeert in Parijs zijn wilde levensstijl, die hij gewend is van Livorno, aan te houden. Hij krijgt regelmatig geld toegezonden van zijn moeder, maar dat is niet genoeg om zijn drugs- en drankverslaving te betalen, waardoor hij in een diepe armoede komt. Sommigen denken dat Modigliani drugs en alcohol gebruikt om de effecten en de pijn van zijn tuberculose te onderdrukken, zodat hij energiek overkomt op zijn vrienden en kennissen.

Modigliani weet dat hij talentvol is, maar heeft zijn eigen stijl nog niet gevonden. Hij is geïnteresseerd in het symbolisme van Les Nabis en het post-impressionisme van Henri Degas en Toulouse Lautrec. Hij maakt kennis met het werk van Paul Gauguin, Paul Cézanne en de fauvisten. En hij ontdekt het werk van de avant-garde: de kubisten, de futuristen en de expressionisten. Maar de manier om zichzelf uit te drukken is er nog niet. Zijn studio is een grote chaos, overal hangen onaffe doeken en de vloer ligt bezaaid met tekeningen. In een wanhoopsdaad besluit hij alles te vernietigen en zegt dat hij stopt met schilderen en gaat beeldhouwen. Er is weinig werk uit deze periode bewaard gebleven, maar een van de werken, een Vrouwenbuste, illustreert de zoektocht van Modigliani. De geaccentueerde omtrekken doen denken aan Gaugin en Lautrec, terwijl het bijna monochrome kleurgebruik naar Picasso in zijn blauwe periode verwijst. De kleurvlakken in het gezicht doen dan weer aan het fauvisme denken.

In de herfst van 1907 ontmoet hij dokter Paul Alexandre die een atelier voor onbemiddelde artiesten beschikbaar stelt. Modigliani woont niet in het huis, maar brengt er zijn resterende bezittingen onder. Paul adviseert hem om aan te sluiten bij de Société des Artistes Indépendants, zodat hij kan meedoen met hun tentoonstellingen. Hij geeft ook enkele opdrachten voor portretten, onder meer van zijn vader Jean-Baptiste en van zijn broer Jean. In de periode van 1908 tot 1914, ziet Alexandre de kunstenaar regelmatig en zorgt hij voor materiële steun. Vanaf 1909 gaat Amedeo vooral beeldhouwen, zijn oorspronkelijke passie. Ook ontmoet hij in 1910 zijn eerste grote liefde, de Russische dichteres Anna Achmatova. Ze is 21 jaar oud en pas getrouwd, maar het paar begint toch een relatie. Vanwege zijn liefde voor de Egyptische kunst tekent hij haar in het Louvre tussen de Egyptische koninginnen. Met het hoofd naar voren en de benen en profiel.

In 1912 vindt zijn vriend, Ortiz de Sarrate, Amedeo bewusteloos in het atelier. Zijn vrienden vinden hem er zo slecht uitzien dat ze een collecte houden en om hem te laten herstellen bij zijn moeder in Livorno. Hier maakt hij een aantal beeldhouwwerken, maar gooit die in een put als zijn vrienden zijn werk bekritiseren. Dan keert hij voor de laatste keer terug naar Frankrijk.

Er volgt een aantal turbulente relaties met vrouwen die machteloos staan tegen zijn drank- en drugsverslaving. Hij legt zich verder alleen nog toe op schilderijen die allemaal een heel duidelijke link hebben met de beeldhouwkunst. Gestileerde hoofden en lichamen met eenvoudige voorwerpen en donkere achtergronden. Hij vindt eindelijk zijn eigen stijl, de stijl waardoor hij beroemd wordt. In 1919 krijgt Modigliani meer erkenning als kunstenaar. Zborowski heeft voor hem een deelname geregeld aan een tentoonstelling in Londen onder de titel Modern French Art. Modigliani wordt hier erkend als een artiest van het niveau van de andere deelnemers, zoals Picasso, Matisse en Derain. Ook de kunstcritici T. W. Earp and Gabriel Atkins schrijven vol lof over hem, maar de erkenning komt voor hem te laat. Zijn gezondheid gaat snel achteruit en ook zijn verslaving wordt er niet beter op. In de winter van 1919 schrijft hij nog een brief aan zijn moeder waarin hij een bezoek aan Livorno plant. Maar dat gaat niet meer door. Op 22 januari 1920 wordt Amedeo naar l’Hôpital de la Charité gebracht met een tuberculeuze meningitis. Hij overlijdt op 24 januari. De hele Parijse kunstwereld loopt mee in de rouwstoet als zijn dode lichaam naar het graf op Pere Lachaise wordt gereden. Zijn laatste geliefde, Jeanne Hébuterne, springt van verdriet op 25 januari uit een raam op de vijfde verdieping, waarbij zowel zij als haar ongeboren kind omkomt.

Bronnen: Wikipedia

TRANSVERSE LINE

 

Wie WASSILY KANDINSKY 1866 – 1944

Wanneer 1923

Waar Weimar

Wat Geometrische abstractie. Olieverf op doek

Origineel Kunstsammlung Düsseldorf

Dwarslijnen ontstaat als Kandinsky les geeft aan het Bauhaus, een kunstschool die in 1919 wordt opgericht. Een van de meest dominante vormen in ‘Transverse Line’ is de cirkel. Een vorm die volgens Kandinsky de vrede en de menselijke ziel vertegenwoordigt. Hij gaat zelfs zover dat hij een cirkel als romantisch beschrijft. De cirkel is tevens het meest complexe element in dit werk dat verder bestaat uit andere vormen, lijnen en kleuren. Het schilderij oogt op het eerste gezicht chaotisch, maar het roept ook gevoelens van optimisme en geluk op.

Transverse Line verschilt met zijn vroege werken, waarin religieuze en impressionistische thema’s centraal staan. Dit schilderij is duidelijk abstract en laat het figuratieve los. Geen werkelijke beelden en figuren zoals dieren en engelen, maar cirkels, lijnen en andere vormen.

Kandinsky laat zich inspireren door muziek en met name de atonale muziek van Arnold Schönberg. Wassily stelt dat kleur en klank psychologische effecten hebben op de menselijke ziel. Hij stelt zelfs een klankkleurtheorie op, die een grote invloed heeft op de ontwikkeling van de 20ste-eeuwse kunst. Hij stelt dat iedere kleur een eigen taal met een eigen expressie heeft en dat in elke kleur een vorm en ziel zit. Verschillende kleuren samen bereiken een innerlijke beleving bij de beschouwer. Ook de verschillende klanken in muziek, die samen een harmonieus geheel vormen, wekken die beleving op. Deze krachtige uitwerking die kleur en klank hebben op de menselijke psyche, noemt hij ‘innerlijke klank’ of ‘seelische Vibration’. Daarnaast raakt hij geïnspireerd door de microscopische wereld. Hij ziet een wereld die hij nog niet kent, met algen, pollen, eencelligen en andere micro-organismen. Als hij dit uitlegt aan zijn vakbroeders en critici begrijpen ze de keuze van zijn vormen beter.

Wassily Kandinsky wordt in 1866 in Moskou geboren. Hij gaat rechten studeren en verbindt zich als jurist aan de Universiteit van Moskou. Pas op 30-jarige leeftijd gaat hij naar München om aan de Akademie der Bildenden Künste te studeren. Kandinsky is een van de grondleggers van de kunstenaarsgroep Phalanx en richt na een jaar de Phalanx-Malschule op. Een van de leerlingen, Gabriele Münter, wordt zijn levenspartner.

In 1909 sticht hij met zijn vriend Alexej von Jawlensky de Neue Künstlervereinigung München. Na een jaar verlaat hij deze groep en richt in 1911 met Franz Marc de kunstenaarsvereniging Der Blaue Reiter op. Genoemd naar een ruiter-schilderij van Kandinsky en naar de liefde voor paarden van Franz Marc. En van de kleur blauw houden ze allebei. Der Blaue Reiter geeft ook een almanak uit en in 1912 verschijnt in twee opeenvolgende edities zijn belangrijke essay Über das Geistige in der Kunst.

In Murnau, waar Gabriele woont, ontdekt hij in 1910 het abstracte schilderen als hij een omgekeerd figuratief werk van zijn eigen hand bekijkt. “Ik bevond me onverwacht voor een schilderij van een onbeschrijfelijk overweldigende schoonheid. Verbaasd bleef ik staan, gefascineerd door dit werk. Het schilderij had geen onderwerp, het stelde geen enkel herkenbaar object voor, het was uitsluitend samengesteld uit lichtende kleurvlekken”.

Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, keert Kandinsky terug naar Moskou, zijn vriendin Gabriele blijft in Murnau. Hij wordt leraar in de Russische hoofdstad en trouwt in 1917 met Nina de Andrejevski die dan 16 jaar is. Hij is 50.

Na de oorlog keert hij terug naar Duitsland en in 1922 wordt hij professor aan het Bauhaus van Weimar, waaraan Paul Klee al verbonden is. Hier begint de productiefste periode uit Kandinsky’s leven. Hij noemt het zelf “De tijd, gekarakteriseerd door een lyrisch geometrisme”. Het Bauhaus  verhuist in 1925 naar Dessau en Kandinsky verhuist mee. In 1922 realiseert hij voor de Jurifreie Kunstausstellung van Berlijn een monumentaal decor over de 4 muren van het Salon. Dit kunstwerk wordt later in 1977 gereconstrueerd in het Nationaal Museum voor Moderne Kunst (M.N.A.M.) van Parijs.

In 1924 sticht hij met Lyonel Feininger, Paul Klee en Alexej von Jawlensky weer een andere kunstenaarsgroep, “Die Blauen Vier”. Naast talloze van zijn theoretische beschouwingen, die in de “Bauhaus-Bücher” verschijnen, maakt hij ook werk van zijn “Punkt und Linie zu Fläche”, gepubliceerd in 1926.

In 1928 krijgt Kandinsky de Duitse nationaliteit, maar in 1933 moet hij Duitsland verlaten en gaat naar Parijs, waar hij de Franse nationaliteit aanneemt en met Nina in Neuilly-sur-Seine gaat wonen. Hij schildert in 1944 zijn laatste stuk, Getemperd élan, en sterft op 13 december 1944 aan de gevolgen van atherosclerose, een vaatziekte.

Zijn weduwe Nina leeft nog bijna 40 jaar en wordt tijdens een overval vermoord als ze in 1980 op vakantie is in haar chalet in Gstaad.

Bronnen: Wikipedia. The history of art

AMERICAN GOTHIC

Wie GRANT WOOD 1891 – 1942

Wanneer 1930

Waar Iowa

Wat Portret van een stel. Olieverf op doek

Origineel Art Institute Chicago

American Gothic is het portret van een zwijgzaam stel. Ze staan voor een neogotisch huis. Grand Wood gebruikt zijn zus Nan en de tandarts B.H. McKeeby als modellen. Het schilderij roept vraagtekens op. Zo is het onduidelijk of hij hier een echtpaar mee wil uitbeelden, of een vader en dochter. De houding van de boer is defensief, met zijn hooivork in de aanslag om indringers te verjagen. De zijwaartse blik van vrouw, in oud-koloniale kledij, kan van alles betekenen. Sommigen zien met de haarlok bij haar merkwaardig lange nek een onderdrukte sensualiteit. De bloemen boven de rechterschouder van de vrouw symboliseren huiselijkheid. Haar broche wijst op puriteinse degelijkheid.

Ook onduidelijk is, of het werk en de titel bedoeld zijn als een lofzang op de standvastigheid van de Amerikaanse pioniersgeest of als parodie op de conservatieve waarden van het middenwesten. Want hoewel Wood dat laatste altijd ontkent heeft, doet zijn nagelaten correspondentie toch anders vermoeden.

Het schilderij is uitgevoerd in de stijl van het ‘Amerikaans realisme’ van de jaren dertig, die sterk is beïnvloed door de Duitse renaissance. Wood werkt dit uit in een stijl die aansluit bij de detaillering van de Vlaamse Primitieven zoals Jan van Eyck, die hij tijdens zijn verblijf in Europa heeft bestudeerd. Ook zie je duidelijk paralellen met de snelle opkomst van de fotografie. 

Wood doet in 1930 met American Gothic mee aan een wedstrijd van het Art Institute of Chicago en wint de bronzen medaille. Het blijk later dat er veel onenigheid was binnen de jury om het werk überhaupt te belonen. Een van de enthousiaste juryleden overtuigt de museumleiding van het belang om het werk aan te kopen. Geen verkeerde zet, want nu is het de grootste trekpleister van het instituut.

American Gothic heeft in de Verenigde Staten een iconische status gekregen vanwege de vele interpretaties. Je ziet het werk of referenties ook terug in Amerikaanse films en televisieseries. Zoals in The Rocky Horror Picture Show, The Simpsons, Fairly Odd Parents, de aankondiging van Desperate Housewives en in diverse commercials.

Grant DeVolsen Wood wordt in 1891 geboren in een Quaker-familie. Hij studeert aan de Minneapolis School of Design and Handicraft en werkt daarna enige tijd als zilversmid. Ook volgt hij tekenlessen aan het Art Institute of Chicago. Tijdens de Eerste Wereldoorlog camoufleert hij militaire voertuigen. In 1920 gaat hij naar Parijs waar hij van 1923 tot 1924 studeert aan de Académie Julian. Hij raakt onder de indruk van het impressionisme en de Vlaamse Primitieven.

Eind 1924 keert Wood naar Amerika terug en richt in Cedar Rapids de ‘Little Gallery’ op. Wat nu een museum is. In 1928 reist hij naar München waar hij glas-in-lood technieken wil leren. Tijdens zijn reis komt hij in contact met het werk van Albrecht Dürer, Hans Holbein de Oude en Hans Holbein de Jonge. In die periode maakt hij ook kennis met de ‘nieuwe zakelijkheid’.

Het gebrek aan erkenning van Amerikaanse kunstenaars in Amerika ergert hem en hij maakt zich sterk voor de ontwikkeling van de Amerikaanse kunst. In 1932 richt hij daarom de ‘Stone City Art Colony’ op om kunstenaars tijdens de Grote Depressie te ondersteunen. Van 1934 tot 1941 geeft hij  kunstschilderles aan de Universiteit van Iowa.

Wood maakt vooral naam met zijn werken uit de jaren dertig, geschilderd in de Italiaanse veristische stijl, met sterke invloeden uit de Duitse renaissance en de nieuwe zakelijkheid. Met zijn landschappen en portretten van boeren en gewone mensen behoort hij tot de belangrijkste vertegenwoordigers van het Amerikaans realisme en regionalisme, samen met Edward Hopper en Thomas Hart Benton.

Wood overlijdt een dag voor zijn 51e verjaardag aan leverkanker. Werk van Wood is te zien in tal van grote Amerikaanse musea, waaronder de Smithsonian Institution in Washington D.C. en het Art Institute of Chicago.

Bronnen: Wikipedia

DE TWEE FRIDA’S

Wie FRIDA KAHLO 1907-1954

Wanneer 1939

Waar Coyoacán

Wat Dubbel zelfportret. Olieverf op doek

Origineel Museo de Arte Moderno, Mexico City

Dit surrealistische schilderij is het eerste grootschalige werk van Kahlo en wordt beschouwd als een van haar meest opvallende schilderijen. Het is een dubbel zelfportret, waarop twee versies van Kahlo naast elkaar zitten. De linker draagt een witte victoriaanse jurk in Europese stijl, de rechter een traditionele Tehuana-jurk. Kahlo schildert dit werk in het jaar waar ze scheidt van kunstenaar Diego Rivera.

Volgens Fernando Gamboa, een vriend van Kahlo, is het schilderij geïnspireerd op twee schilderijen die Kahlo eerder dat jaar in het Louvre ziet: Les Deux Sœurs van Théodore Chassériau en Gabrielle d’Estrées et une de ses sœurs, van wie de maker onbekend is.

Er gaan verschillende verhalen rond over de symboliek en achtergrond van dit schilderij. Zoals de suggestie dat dit schilderij een weergave is van Frida’s dubbele culturele erfgoed. Haar vader Guillermo Khalo is Duits, terwijl haar moeder Matilde Calderon uit Mexico komt. Een andere interpretatie is dat de Mexicaanse Frida door haar man Diego wordt aanbeden en dat hij de Europese Frida afwijst.

Beide Frida’s houden voorwerpen op schoot. Zo heeft de Mexicaanse Frida een klein portret van haar man Diego vast, de Europese Frida een tang. Uit de witte jurk van de Europese Frida vloeit bloed, vanwege een gebroken bloedvat dat door de tang is doorgesneden. Het bloedvat verbindt de twee Frida’s en baant zich een weg van hun handen door hun hart. Naast bovenstaande verklaringen zou het werk eveneens kunnen verwijzen naar Kahlo’s leven van constante pijn en chirurgische ingrepen.

Ook is het hart van de Mexicaanse Frida gezond en aanwezig, terwijl er bij de Europese Frida een gat zit en het hart ontbreekt. Een interpretatie hiervan is dat het geen twee verschillende Frida’s zijn, maar dat het aangeeft dat de constante pijn die Frida doormaakt wordt doorgegeven en dus blijvend is. Terwijl de een zwak is geworden, blijft de ander sterk. Hoewel de twee Frida’s op het eerste gezicht gescheiden lijken, zijn ze door de ader toch met elkaar verbonden.

Magdalena Carmen Frida Kahlo y Calderón wordt in 1907 geboren in Coyoacán, tegenwoordig een wijk van Mexico-Stad. Haar moeder is de katholieke Matilde Calderón. Haar vader Wilhelm Kahlo,  een Duitse protestant. Hij werkt als architectuurfotograaf, onder meer voor de regering van Porfirio Díaz en verdient goed tot de Mexicaanse Revolutie. Daarna moet hij eindjes aan elkaar knopen.

In 1913 wordt Frida op zesjarige leeftijd getroffen door kinderverlamming aan haar rechterbeen. Dit is de bron van een aantal frustraties die ze haar hele leven meedraagt. Het enige naakt van haar dateert uit 1930 waarbij ze op een stoel zit, haar magere been onder het andere, zodat haar handicap niet opvalt. Het is geschilderd door haar echtgenoot Diego Rivera.

Op 17 september 1925 botst de bus waarin Kahlo met haar liefje Alejandro Gómes door Mexico-Stad rijdt, met een tram. Een stuk stalen leuning dringt haar lichaam binnen en gaat via haar linkerzij door haar vagina naar buiten. Haar ruggengraat, bekken, ribben en heup zijn gebroken, haar slechte been zelfs op elf plaatsen en haar voet is verbrijzeld. Maandenlang moet ze in bed blijven, ingezwachteld in verband en heeft helse pijnen. Ze besluit om te gaan schilderen en haar moeder helpt haar met spiegels zodat Kahlo zichzelf kan schilderen. Ondanks de hinder van korsetten en krukken komt ze na haar herstel weer buiten en zoekt meteen gezelschap bij vrienden.

In 1928 wordt Kahlo lid van de Mexicaanse Communistische Partij en op 21 augustus 1929 trouwt ze met de 21 jaar oudere Diego Rivera, ook communist en op dat moment al een beroemde muurschilder. In 1930 en in 1932 krijgt ze een miskraam dat toegeschreven wordt aan het busongeluk. Kahlo’s zus Cristina bekent in de zomer van 1934 dat ze een verhouding heeft gehad met Diego Rivera. Kahlo verlaat daarop Diego, maar het echtpaar hertrouwt na een heftige strijd op 8 december 1940. In het eigenaardige huwelijkscontract wordt bepaald dat Kahlo geen seksuele omgang meer hoeft te hebben met haar man. Ze zegt later in 1951 daarover: “Ik heb twee zware ongelukken doorstaan in mijn leven; een waarin een tram me aanreed… het andere ongeluk is Diego.”

Kahlo en Rivera hebben veel buitenechtelijke affaires, Kahlo zowel met mannen als met vrouwen. De bekendste is waarschijnlijk wel Leon Trotski, de Russische revolutionair die naar Mexico vlucht. Het paar is actief in de communistische partij, maar als ze Trotski in huis opvangen, worden ze beiden uit de partij gezet. Kahlo blijft politiek actief, zo demonstreert ze nog een paar maanden voor haar dood tegen de Amerikaanse inmenging in Guatemala.

Kahlo overlijdt in 1954, een week na haar 47e verjaardag. Ze laat een briefje achter met de tekst:  “Ik hoop dat het einde vrolijk is en hoop nooit meer terug te keren.”

Het werk van Frida Kahlo karakteriseert zich door de vrolijke kleuren, die in contrast staan met een vervreemdende, surrealistische sfeer. Ze schuwt geen onderwerp en verbeeldt dit realistisch en gedetailleerd. Met haar schilderijen overmeestert ze de pijn die voortkomt uit angst en eenzaamheid. In haar vele zelfportretten vallen vooral de doorgegroeide wenkbrauwen op omdat ze pertinent weigert om haar lichaams- en gezichtshaar te scheren. Mede vanwege deze vrijgevochten geest, wordt Frida Kahlo vandaag nog steeds gezien als een symbool voor het feminisme. Tijdens haar leven staat ze vaak in de schaduw van haar man en wordt ze gezien als de vrouw van Diego Rivera. Vandaag is Diego Rivera vooral bekend als de man van Frida Kahlo. Haar werken zijn begeerd en worden voor miljoenen dollars verhandeld.

Bronnen: Wikipedia

NIGHTHAWKS

Wie EDWARD HOPPER 1882 – 1967

Wanneer 1942

Waar New York

Wat Eetcafe bij nacht. Olieverf op doek

Origineel Art Institute Chicago

Wat bij de schilderijen van Hopper opvalt, is de melancholische eenzaamheid van de Amerikaanse maatschappij. De ongemakkelijke stilte van mensen die elkaar niets te zeggen hebben en waarbij jij de toeschouwer bent. En dat geldt zeker ook voor Nighthawks.

Nighthawks toont een tafereel dat bol staat van een sfeer van depressie en verontrusting aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Het restaurant dat wordt afgebeeld, met zijn typische geometrische vormen en Art-deco gevel, is een eetcafé dat in Amerika “diner” wordt genoemd en  vaak de hele nacht open is. Hopper schildert ook het fluorescerende licht, dat pas net bestaat. Aan de reclame boven het raam is te zien dat het geen dure tent is. Phillies is namelijk een goedkoop Amerikaans sigarenmerk dat ook bij benzinestations wordt verkocht.

Binnen zit een groepje mensen bijna als op een toneelvloer. Twee grote koffieketels lichten op door het fluorescerende licht. Het verlicht zelfs de straat buiten. De ramen van de huizen links hebben de rolgordijnen half gesloten, de etalages van de winkels zijn leeg. Net als de rest van de stad. Hopper laat zich inspireren door een bestaand restaurant in New Yorks Greenwich Avenue. De roodharige vrouw is gemodelleerd naar Hoppers vrouw Jo. Het verhaal gaat dat zijn vrouw zo jaloers is dat Edward geen andere vrouwen mocht schilderen, en zeker niet naakt. Zij was zijn enige model en als hij toch een andere vrouw wil schilderen, zat zij er gewoon bij.

Het werk wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste iconen uit de Amerikaanse kunstgeschiedenis van de twintigste eeuw. Het bevindt zich sinds het jaar van ontstaan in de collectie van het Art Institute of Chicago.

Edward Hopper wordt op 22 juli 1882 geboren in Nyack bij New York. Hij bezoekt een particuliere school en behaalt een diploma aan de middelbare school in Nyack. Vervolgens bezoekt hij de commercial art school in New York en daarna de kunstacademie van New York in 1900.

Na zijn studie werkt Edward Hopper als illustrator een jaar bij C.C. Phillips & Company. In 1907 brengt hij een eerste bezoek aan Europa. Tijdens deze trip bezoekt hij Frankrijk, Engeland, Nederland, Duitsland en België. Als hij terugkomt in de Verenigde Staten gaat hij verder met zijn werk als  illustrator in New York. In de volgende jaren komt hij nog twee keer terug in Europa. Hij zegt hier later over: “Ik had tien jaar nodig om Europa te kunnen verwerken.”

In 1913 verkoopt hij zijn eerste schilderij tijdens een expositie. Later dat jaar verhuist hij naar Washington Square North in New York, waar hij tot zijn dood leeft en werkt. Ondertussen wint hij met de poster Smash the Hun de eerste prijs in een belangrijke landelijke wedstrijd voor illustratoren. Het keerpunt in zijn carrière is in 1920, als hij in de Whitney Studio Club zijn eerste solo-expositie organiseert.

Hopper trouwt met Josephine Verstille Nivison op 9 juli 1924. Hierbij is zijn vriend Guy Pène du Bois getuige. In de jaren die volgen woont Hopper alleen in de winter in New York. In de zomermaanden bezoekt hij de omgeving van South Truro, waar hij later een stuk grond koopt en een studio neerzet. Zijn belangstelling voor architectuur zie je terug in zijn werk. Hij kiest niet alleen de buitenkant van huizen, maar schildert ook veel interieurs. Met een grote voorliefde voor daken en trappen.

In 1952 wordt Hopper door de Amerikaanse Federatie voor Kunst gekozen om zijn land te vertegenwoordigen op de biënnale in Venetië. Een hele eer en erkenning voor zijn werk. Het laatste schilderij dat hij afmaakt is ‘Two Comedians’ in 1965. Twee jaar later, op 15 mei 1967, overlijdt Edward Hopper in het harnas, in zijn atelier in New York.

Als je het hele oeuvre van Hopper bekijkt, valt een ding op en dat is de isolatie van het individu. In zijn schilderijen wordt zelden contact met een ander persoon gelegd, zelfs al zijn er meerdere personen in het beeld aanwezig. Bijvoorbeeld bij het werk waar personen in een theater wachten tot de voorstelling begint. Geen van hen is in contact met een ander. Samen en toch alleen.

Bronnen: Wikipedia. Cultuurarchief